Zingevend consumptielandschap?
Nog niet zo heel lang geleden was de zondag de enige vrije dag. Deze werd beschouwd als een rustdag, een moment om bij te komen van het harde werken in de week. Maar de zondag was ook een dag van bezinning, van rust en reflectie. Tot in de jaren zestig gingen de meeste Nederlanders op zondagochtend naar de kerk en pas na 12.00 was er ruimte voor ontspanning. Niet voor niets werd het landschap in het buitengebied nog lange tijd gedomineerd door kerktorens en lagen de terrassen en speeltuinen vaak zelfs tegenover de dorpskerken. Sinds de jaren zeventig is die situatie sterk veranderd. Tenminste, dat zou je denken.
Religie is inmiddels gemarginaliseerd en de hele zondag, of zelfs het hele weekeind wordt beschouwd als vrije tijd, waarin we vooral willen genieten, cultuur beleven, sporten en gezellig bij elkaar op bezoek gaan. Nooit valt nog het woord bezinning. Maar is dat ook zo? Is die constatering niet iets te oppervlakkig? Ik zie een andere tendens. Als bewoner van het Mastbos in Breda constateer ik elke zondagmorgen een ritueel dat in mijn visie weleens veel dichterbij kerkgang en zingeving zou kunnen staan dan dat al die recreërende mensen zichzelf realiseren. Op de buitenwegen en fietspaden passeren bij ons dan tientallen groepen fietsers. Het zijn bijna allemaal mannen in strak uniform en ze rijden in een structuur die duidelijke hiërarchie verraadt. Op de bospaden zie ik eindeloos veel joggers, die ook steeds meer in grote groepen gezamenlijk, onder leiding van een coach, de lichamelijke oefeningen belijden.
Deze trend is al langer zichtbaar en niet voor niets spelen recreatiebedrijven daar slim op in. Je ziet steeds meer buitenfitness clubs en er worden in het hele buitengebied (bossen, weilanden, sloten en vaarten) bootcamps of mud runs georganiseerd. Maar is dat dan de nieuwe religie (dat niets meer betekent dan verbinding!)? Ik zou zeggen van wel, want het ritueel lijkt wel erg veel op dat van traditionele kerkdiensten: begonnen wordt met het schuldgevoel (‘iets te dikke buik’), vervolgd wordt met de fysieke offerande (‘rennen als boetedoening’) en de dienst eindigt bijna altijd in een gezamenlijke belijdenis van ‘het welverdiende goede leven’ oftewel de communie in de vorm van cappuccino’s en koek of glazen bier met bitterballen. Deze trend van nieuwe rituelen zal mijns inziens hardnekkiger zijn dan menigeen denkt, omdat deze immers past in de geschiedenis van de mens, zolang hij zich op een vaste plek heeft gevestigd.
Altijd al waren er bijzondere locaties en rituelen waar de mens - na het werk - troost vond en waar de gemeenschap zich verbonden voelde. Bestond zingevend landschap tot voor kort vooral uit bedevaartroutes, kloosters en kerkhoven, nu zijn het ATB-routes, obstaclecircuits en natuurbegraafplaatsen. De klassieke bezinningsweken in kloosters zijn mindfulnesssessies geworden en heten nu retreats (heeft dat iets te maken met retraites?). Bidden is nu verstilling of meditatie.
Kortom, er verandert niet zo heel veel en die constatering klopt ook wetenschappelijk. Want ooit heb ik van een biochemicus gehoord dat de mens zelfs in 1000 jaar genetisch bijna dezelfde is en dat zijn fundamentele behoeften en driften bijna onveranderd zijn. Wij lijken dus veel meer op onze grootouders dan we wellicht (willen) weten. Het leerpunt voor onze sector is dat je altijd moet blijven kijken naar het verleden, naar de gevestigde cultuur en deze moet begrijpen om op basis daarvan effectieve innovaties te kunnen ontwikkelen. Wie recreatieconcepten ontwikkelt zonder oog voor duurzame kernwaarden, schiet met losse flodders en creëert zogenaamd vernieuwende hypes waarover je na een paar jaar nooit meer iets hoort, maar waarmee het landschap soms wel blijvend is beschadigd. Dat is zeker niet in het belang van onze sector.