Recreatieondernemer: generalist of specialist?
Na de
Tweede Wereldoorlog werd het verschijnsel toerisme maatschappelijk
steeds belangrijker. Voor velen was deze sector nieuw en men beschouwde
het werken in de vrijetijd daarom al gauw als een apart ‘vak’. Als
gevolg hiervan werden vanaf de jaren zestig overal, ook in Nederland,
opleidingen voor toeristisch management opgezet. Die opleidingen hadden
veel succes bij jongeren die zich voelden aangetrokken door deze
industrie, die men associeerde met leuke activiteiten als reizen, sport
en evenementen. Ikzelf heb in die tijd gestudeerd aan het NWIT en ook nu
ben ik als parttime lector aan de NHTV nog steeds betrokken bij het
toeristisch onderwijs.
Er wordt mij daarom weleens gevraagd waaraan het
curriculum van de toeristische managementopleidingen anno 2018 zou
moeten voldoen om beter aan te sluiten bij de behoefte van het werkveld
(lees: de werkgevers in toerisme en recreatie). In dat kader heb ik me
onlangs weer eens verdiept in de belangrijkste ontwikkelingen waarmee
toeristische ondernemers anno tot 2025 worden geconfronteerd en welke
competenties voor toeristisch management doorslaggevend voor succes gaan
worden. Op de eerste plaats denk ik aan de effecten van de toenemende
mondialisering en internationalisering. Zowel arbeidskrachten als gasten
komen uit steeds meer landen en dito culturen en dat vraagt van de
ondernemers een flexibele en open houding. De manager moet in de
toekomst waarschijnlijk met nog veel meer culturen communiceren dan nu
en dat geldt voor zowel mensen binnen als buiten het bedrijf. De tweede
factor van belang is en blijft het internet. Hierdoor is de markt in
potentie immens groot, maar ook zo transparant dat bijna overal de
prijzen voortdurend onder druk lijken te staan.
Deze digitale revolutie
heeft dus als gevolg dat managers niet alleen kennis moeten hebben van
online marketing, maar ook van instrumenten en methodes om doelmatiger
en goedkoper te werken (terwijl de huidige efficiencygraad in hun eigen
perceptie vaak al optimaal is). In dit kader moeten we ook de opkomst
van de virtuele onderneming begrijpen. Luchtvaartmaatschappijen, zoals
Ryan Air, hebben nagenoeg niemand in dienst, maar ‘huren’ hun piloten
via speciale contractors. Zij bezitten ook geen vliegtuigen meer, maar
leasen deze van financiële instellingen. Deze trend zien we ook bij de
grote ketens in de bungalowsector: Roompot, Landal en Center Parcs
willen vooral geen eigenaar zijn van de huisjes of de infrastructuur.
Net als de grote hotelbedrijven concentreren zij zich op boekingen en
service: gastheer zijn, zonder de ballast van grote investeringen.
Als je dit speelveld overziet, zou je gemakkelijk kunnen concluderen dat recreatieondernemers dus eigenlijk vooral generalisten worden. Ik zie dat toch genuanceerder: de betere toeristische managers zijn in mijn visie toch bovenal specialisten op het gebied van de vrijetijdsbesteding: zij begrijpen de wensen van de consument en zijn in staat voor alle gasten een aangenaam verblijf te organiseren. Die kennis en vaardigheid is een bijzonder vak met onderscheidende competenties, waarover de general manager van de koekjesfabriek of bouwonderneming beslist niet beschikt. Niet het uitvoeren van operationele werkzaamheden, maar het kneden van het juiste eindproduct binnen de juiste kostprijs maakt immers het onderscheid. Al moet je wel een beetje generalist zijn om alle uitbestedingen goed en kostenbewust te organiseren. Misschien is de recreatieondernemer daarom wel een gespecialiseerde generalist oftewel een ‘schaap met vijf poten!’ Maar dat wist u waarschijnlijk al wel uit eigen ervaring.