Productiviteitsdenken kan te ver gaan
In de afgelopen zomer was ik uitgenodigd voor het bezoeken van een toneelvorstelling op een bio-boerderij op het Brabantse platteland. Het stuk ging over de nadagen van Sicco Mansholt, voorheen minister en Eurocommissaris voor de landbouw. Een man uit-één-stuk die de agro-economie en daarmee het plattelandsleven in heel Europa op zijn kop heeft gezet. Hij was uit op een forse verbetering van de productiviteit van akkers en veestapel. De inkomens van miljoenen boeren moesten omhoog. Zijn strategie was gebaseerd op schaalvergroting, specialisatie en prijzengaranties en hij was onvoorstelbaar succesvol. Tussen 1950 en 1990 is de productie van bijvoorbeeld de Nederlandse landbouw vervijfvoudigd en de arbeidsproductiviteit zelfs vertienvoudigd. En toch… Mansholt was bij zijn afscheid teleurgesteld over zijn eigen prestaties en de effecten van zijn beleid. ‘Rijdend door Nederland zie ik kilometers lang maisvelden of alleen maar aardappels en in Brabant zijn overal identieke varkensstallen. Het landschap is saai, het stinkt er, de sloten zijn recht, maar erin zwemmen kun je niet’.
Als lector productiviteit in de vrijetijdseconomie ben ik een beetje leerling van Mansholt. In colleges en lezingen hamer ik op efficiency, schaalvergroting en specialisatie. Maar een verbitterd terugkijken bij mijn 65e wil ik voorkomen. In toeristisch-recreatieve conceptontwikkeling moeten we alert zijn op bedrijfseconomische normen, maar er ook voor waken dat productiviteitsscores net zo belangrijk worden als in de landbouw. Wie wil weten waar zo’n ontwikkeling toe leidt, moet maar eens rondreizen in de Verenigde Staten. Daar zie je op letterlijk alle snelwegen, duizenden mijlen lang, dezelfde restaurantconcepten en is het menu overal afgestemd op efficiency-normen enerzijds en de smaak van de grootste, gemene deler anderzijds. In Europa en in Nederland zie je een zelfde tendens in de hospitality. Kijk naar de opkomst van La Place, McDonalds, Subway en Burger King langs onze snelwegen. Deze trend kon wel eens sneller dan wij denken overslaan naar de toeristische sector. In de laatste tien tot vijftien jaren tref je een sterke neiging naar standaardisatie, al dan niet geïnspireerd door één dominant format voor marktsegmentatie (leefstijlen). Deze ontwikkeling wordt versterkt door ketenvorming en schaalvergroting, maar sinds enkele jaren ook door de opkomst van nog meer prefab-standaard modellen voor recreatieve accommodaties. Alom tref je de zelfde chalets, pipowagens, veranda-bungalows. Architecten en andere ontwerpers klagen niet voor niets steen-en- been over de verdringing van hun creatieve werk door de industriële eenheidsworsten.
Als adviseur moet ik deels de hand in eigen boezem steken. Ook ik heb wel eens eenzijdig gefocust op productiviteitswinst in concepten of in bedrijfsvoering. Dat heeft zeker ook zijn voordelen en de sector is economisch vooruitgegaan. We moeten echter niet blind worden voor de negatieve effecten hiervan: vervlakking en grading down van de beleving door een manco aan diversiteit. De balans moet worden hersteld. Meer ruimte moet worden gecreëerd voor uniciteit, authenticiteit, verrassing en ontwerp-innovatie! Daarom roep ik investeerders op samen te werken met eigenwijze kunstenaars, out-of-the-box architecten en sympathieke fantasten. De ondernemers anno 2015 zijn slim genoeg om de creatieve concepten ook bedrijfsmatig hun plek te geven.