Museumsector krijgt jaarlijks twee miljoen om samenwerking te bevorderen
De museumsector bruist van nieuwe samenwerkingsinitiatieven. Dat is de conclusie van het rapport Proeven van Partnerschap, opgesteld door een stuurgroep onder leiding van prof. mr. Irene Asscher-Vonk, in opdracht van de Vereniging van Rijksmusea en de Nederlandse Museumvereniging. Asscher-Vonk overhandigde het rapport aan de directeuren van de verenigingen tijdens het Museumcongres in ’s-Hertogenbosch, dat plaatsvond op 3 en 4 oktober. Naast 150 voorbeelden bevat ‘Proeven van Partnerschap’ criteria voor duurzame samenwerking.
Proeven van
partnerschap vervolgrapport
Proeven van partnerschap is een vervolg op het rapport Musea voor Morgen dat
een jaar geleden verscheen onder leiding van Asscher-Vonk. Daarin stond het
advies dat musea meer samen moeten werken. De stuurgroep stond onder
voorzitterschap van Irene Asscher-Vonk (emeritus hoogleraar sociaal recht
Radboud Universiteit) en bestond uit Pieter Geelen (directeur TomTom en
oprichter van de Turing Foundation) en Manfred Sellink (directeur Brugse
Musea). Claartje Bunnik (Bunnik Beleid en Advies) was secretaris.
Beloning voor
samenwerking
Tot 2017 stelt Minister Bussemaker 2 miljoen euro per jaar beschikbaar om musea
te belonen voor meer samenwerking. De criteria hiervoor worden samen met de
museumverenigingen en het Mondriaan Fonds uitgewerkt. Volgens Asscher-Vonk zijn
musea op de goede weg. Een goed voorbeeld is het Textiemuseum in Tilburg dat
het TextielLab opzette. Ook weten musea elkaar steeds vaker te vinden en doen
zij gezamenlijke aankopen. Zoals het Centraal Museum in Utrecht en Museum
Boijmans van Beunigen in Rotterdam, die samen een werk van de Thomas Huber
aankochten.
Het werk is nog niet
gedaan
Asscher-Vonk rekent erop dat de voorbeelden in het rapport navolging krijgen.
De directeuren van de museumverenigingen zijn trots op de manier waarop musea
zich hebben ingezet. Zij benadrukken dat het rapport een belangrijke tussenstap
is, maar dat het werk nog niet is gedaan. De verenigingen presenteren in
oktober 2014 de eindresultaten aan minister Bussemaker.