KHN wil andere pensioenregeling
De pensioenregeling in de horeca is vanwege de vele
flexibele arbeid met weinig contracturen niet meer van deze tijd. KHN heeft
samen met andere vergelijkbare branches vier pensioenmogelijkheden laten onderzoeken.
De Argumentenfabriek die het onderzoek heeft uitgevoerd trekt geen conclusies
maar heeft voor verplicht
opbouwen, individuele vermogensopbouw, een nationaal spaarfonds en een
vastgelegd spaardoel de argumenten in
kaart gebracht. Daarmee wil KHN de discussie over een nieuw pensioenstelsel
voor branches met veel flexibele arbeid aanwakkeren.
KHN heeft met de samenwerkende partners uit het bedrijfsleven het rapport ‘Flexibel omgaan met pensioen’ aangeboden aan Brigitte van der Burg, voorzitter van de Tweede Kamercommissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). De horecabranche kent veel flexibele en mobiele werknemers en dit aantal blijft groeien. KHN, de schoonmaakbranche (OSB), detailhandel (RND) en de uitzendbranche (ABU, NBBU) wakkeren met het rapport de discussie aan om te komen tot betere pensioenen voor de werknemers.
Aanleiding pensioenonderzoek
Doordat veel
flexibele werknemers weinig contracturen werken en vaak van baan wisselen, is
het opgebouwde pensioen laag en zijn de administratiekosten voor de pensioenen
hoog. Ook moeten medewerkers als zij in een keer het pensioen laten uitbetalen,
hier veel belasting over betalen. In de horeca werken veel werknemers met
korte, kleine contracten. Zij wisselen ook veel tussen bedrijven en sectoren en
hebben vaak een beperkt inkomen. Zo ligt het gemiddeld aantal contracturen per
week in de horeca met 19 uren onder het landelijk gemiddelde van 27 uur.
Terwijl in Nederland een kwart van alle werknemers een flexibel contract heeft,
is dit in de horeca tweederde van alle werknemers.
Voor medewerkers in de schoonmaakbranche, de detailhandel en de uitzendbranche geldt ongeveer hetzelfde. In totaal werken in deze branches én de horeca ruim twee miljoen mensen die vaak van baan wisselen. De pensioenfondsen in deze sectoren hebben 3,4 miljoen deelnemers. Maar wat zien we? Driekwart hiervan is 'slaper' en bouwt bij het fonds geen pensioen meer op. Daarnaast moeten medewerkers, die hun pensioen later in één keer afkopen, hier veel belasting over betalen. Kortom: de opgebouwde pensioenen zijn relatief laag terwijl de uitvoeringskosten relatief hoog zijn en de opbrengst voor de deelnemer matig.
Maatschappelijke discussie
De Argumentenfabriek, uitvoerder van het onderzoek, trekt geen conclusies, maar heeft de keuzemogelijkheden in kaart gebracht en beargumenteerd: deze vormen een goede basis om verder te praten met achterbannen, besturen van pensioenfondsen en vakbonden. Daarnaast kan de positie van de groep flexibele werknemers ook worden meegenomen in de landelijke discussie over pensioenherzieningen. Daarvoor zijn in het rapport argumentenkaarten opgenomen voor verplicht opbouwen, individuele vermogensopbouw, een nationaal spaarfonds en een vastgelegd spaardoel.