Zien en gezien worden
De flaneur als drager van (hernieuwde) stedelijkheid
Deze zoektocht start in de zestiende eeuw, waar aan de randen van de
Europese steden de eerste vrijetijdinfrastructuur ontstaat. Leden van de hogere
klasse besteedden hun (vrije) tijd door langs de stadsmuren te flaneren over promenades
en boulevards. Deze plekken hadden een belangrijke sociale functie: men kwam om
te zien en gezien te worden. Hier hoorde je de laatste nieuwtjes, werd politiek
bedreven, partners gezocht voor huwbare dochters, en werd door middel van een
koude of juist warme begroeting gecommuniceerd of je ‘er nog wel bij hoorde’. Met
het uitdijen van de hogere middenklasse en de toenemende welvaart, ontstonden de
eerste voorzieningen dan ook langs deze stadsmuren: koffiehuizen,
pleziertuinen, theaters, operahuizen, malie- en tennisbanen.
"‘Publiek’ moet hier echter met een flinke korrel zout genomen worden:
toegang tot deze voorzieningen was beperkt tot diegenen die konden en wilden
consumeren. Al in de vroegmoderne stad werden de ingangen bewaakt om te
voorkomen dat ongewenste figuren deze consumptiebeleving kwamen verstoren.” Nienke van Boom |
‘Ons soort winkelpubliek’
In de loop van de achttiende en negentiende eeuw, mede gedragen door de
eerste industrialiseringsgolf, nam de druk op de binnensteden toe. Stadsmuren
maakten plaats voor ringbanen, nieuwe woonwijken en industrie. De
vrijetijdinfrastructuur die juist in dit buitengebied was ontstaan, werd zo
onderdeel van het stedelijke weefsel. Om de vrije tijd toch op een schone en
veilige plek te kunnen besteden, trok de hogere (midden)klasse naar de
afgeschermde galeries en passages. De Passage in Den Haag of de Koninklijke Sint-Hubertusgalerijen
in Brussel zijn voorbeelden van deze binnenstedelijke consumptieparadijzen. Hier
konden (voornamelijk) vrouwen zich ongestoord en in relatieve vrijheid bewegen,
als ware het een publieke ruimte. ‘Publiek’ moet hier echter met een flinke
korrel zout genomen worden: toegang tot deze voorzieningen was beperkt tot
diegenen die konden en wilden consumeren. Al in de vroegmoderne stad werden de
ingangen bewaakt om te voorkomen dat ongewenste figuren deze consumptiebeleving
kwamen verstoren. Nu zien we hetzelfde in de grote malls in bijvoorbeeld Dubai
en de Verenigde Staten. Consumeren staat voorop, en entertainment is toegevoegd
ten gunste van het verlengen en verdiepen van de winkelbeleving (Hannigan,
1998). Met de nadruk op het winkelen, trekken deze plekken een zeer homogeen en
welgesteld publiek. De diversiteit aan functies en mensen die de binnenstad
kenmerkt, is in deze winkelvoorzieningen dan ook ver te zoeken.
De Parijse boulevard als 'perfecte winkelstraat'
Toch ontstond er in de tweede helft van de negentiende eeuw ook een ander type vrijetijdomgeving: de stadsstraat. Onder invloed van stadsplanner Georges-Eugène Haussmann werd een deel van de middeleeuwse Parijse binnenstad gesloopt om plaats te maken voor nieuwe boulevards. Dit waren weids opgezette stadsstraten waar de kwaliteiten van de oorspronkelijke groene boulevards van buiten de stadmuren werden gecombineerd met de levendigheid en diversiteit van het binnenstedelijk leven. Bomen, brede trottoirs en terrassen maakten deze plekken aangenaam, waardoor mensen hun kleine woonkamers verruilden voor de publieke ruimte. Woningen, winkels en horecavoorzieningen lagen verweven in deze straten, waardoor deze het terrein werden van een grote diversiteit aan mensen. Deze nieuwe boulevards werden het podium voor de flaneur, aangetrokken door het ‘theater van de straat’, en tegelijkertijd mede vormgever van dit theater. Voor historicus Donald Olsen (1986) waren deze nieuwe boulevards van Haussmann dan ook ‘perfecte straten’.
De Flaneur De oorsprong van de ‘flaneur’ ligt verscholen in het woord flaneren:
wandelen om te zien en gezien te worden. De Franse dichter Charles Baudelaire (1863)
beschrijft de flaneur als volgt: "The crowd is his element, as the air is that
of birds and water of fishes. His passion and his profession are to become one
flesh with the crowd. For the perfect flaneur, for the passionate spectator, it
is an immense joy to set up house in the heart of the multitude, amid the ebb
and flow of movement, in the midst of the fugitive and the infinite.” De flaneur wordt gezien als consument én producent
van de stedelijke beleving: hij is observant en participant, acteur en publiek
– hij co-creëert stedelijkheid. Daarmee wordt de flaneur veelal gezien als
symbool voor het belang van menselijk verkeer voor de kwaliteit van de
stedelijke beleving.
De monofunctionele winkelstraat
De monofunctionele straten zien we vooral terug in voormalig industriesteden zoals Rotterdam, Tilburg en Heerlen, of groeikernen zoals Almere en Zoetermeer. Deze steden zijn in belangrijke mate gevormd door de moderne stadsplanning volgens de principes van orde en efficiëntie. Deze ontstond in de loop van de twintigste eeuw als gevolg van de stijgende welvaart, veranderende levensstijlen en de opkomst van de auto. Deze ontwikkelingen bracht de behoefte én mogelijkheid om de drukke en chaotische binnensteden te verruilen voor woningen in groene tuinsteden, buitenwijken of op het platteland. Zodra men het zich kon veroorloven, vertrok men uit de stad. De binnenstad werd het domein van werken, winkelen en van woningen voor minder gefortuneerden die zich zo’n ruime eengezinswoning in het buitengebied (nog) niet konden veroorloven.
De Rotterdamse Lijnbaan als icoon van de moderne winkelstraat
Rotterdam is een typisch voorbeeld van een stad die sterk beïnvloed is door
de moderne stadsplanning; de wederopbouw van de binnenstad vond plaats tijdens
de hoogtijdagen van het functionalisme. De Lijnbaan werd hét icoon van deze
tijd. Dit winkelgebied was uniek opgezet, met gescheiden verkeersstromen voor
bevoorrading en bezoekers. De functie van de Rotterdamse binnenstad was
duidelijk: werken deed men in het havengebied en wonen deed men in de
naoorlogse wijken aan de rand van de stad. De Lijnbaan was gereserveerd voor
winkelen. Van over de hele wereld kwamen stadsplanners dan ook naar Rotterdam
om deze innovatieve winkelomgeving te bewonderen. De Lijnbaan werd het
toonbeeld van de moderne winkelstraat, maar wel één waar na vijf uur ’s middags
doodse stilte heerste.
De multifunctionele stadsstraat
De multifunctionele stadsstraat zien we vooral terug in authentiek-historische steden zoals Amsterdam, Utrecht en Den Bosch. De vernieuwingsgolf van het moderne functionalisme heeft op deze steden een mindere sterke greep gehad, waardoor de stedelijke beleving behouden bleef. Toen in de loop van de jaren tachtig de stad weer werd herontdekt als aantrekkelijke woon- en vrijetijdomgeving, konden deze steden hier makkelijker bij aansluiten. Vooral studenten, jonge werkenden zonder kinderen, en spilfiguren uit de creatieve sector vonden in de diverse en levendige binnensteden een dynamiek die aansloot bij hun levensstijl. Auteurs als Michael Sorkin (1992) en John Hannigan (1998) spraken zelfs over het ontstaan van pretparksteden of fantasiesteden, waar entertainment en beleving een centrale plaats innemen in de ontwikkeling van de stedelijke ruimte. Deze historische steden met de multifunctionele stadsstraten hebben daarmee een voorsprong op de moderne steden met de homogene winkelgebieden. Die laatste groep worstelt om de concurrentie aan te gaan met elkaar, met de aantrekkelijke stadsstraten elders, of online. De winkelgebieden in de moderne stad lijken in dat opzicht meer op de gecontroleerde, voorspelbare en homogene galerijen en shopping malls, dan op de ‘perfecte straten’ van de Parijse boulevards.
"De huidige leegstand biedt een unieke kans om sociale kwaliteit toe te voegen aan binnensteden en om interactie te faciliteren.” Nienke van Boom |
Wat kunnen we van de ontwikkeling van stedelijke vrijetijdsomgevingen leren? Allereerst dat steden continu aan veranderingen onderhevig zijn. Economische, technische, sociaal-demografische en sociaal-culturele ontwikkelingen vormen de stad, en vinden bovendien veelal hun oorsprong in de stad. Het is dan ook belangrijk om de huidige uitdagingen te zien in het licht van permanente verandering. Daarnaast leert dit ontwikkelingsperspectief ons dat steden een belangrijke sociale functie hebben: publieke ruimte biedt een platform om te flaneren, te ontmoeten en identiteiten vorm te geven. Hier ligt de sleutel tot het versterken van de Nederlandse binnensteden. De huidige leegstand biedt een unieke kans om sociale kwaliteit toe te voegen aan binnensteden en om interactie te faciliteren.De populariteit van markthallen, dwaalgebieden met een diversiteit aan kleinschalig ondernemerschap, hybride winkel/horecaconcepten en creatieve bedrijvigheid bevestigt dit. Deze nieuwe concepten hebben gemeen dat ze ruimte bieden aan een breed palet van functies en belevingen, aantrekkelijk voor een grote variëteit aan bezoekers. Zaak is wel om aandacht te (blijven) geven aan het stimuleren van deze variëteit – om te voorkomen dat vernieuwende concepten eenzelfde homogene groep aan bezoekers aantrekken, wat ten koste gaat van de onderscheidende waarde. Laten we de leegstand inzetten om de kunst van het flaneren weer ruimte te bieden, en binnensteden weer te zien als plekken van ontmoeting; een plek van zien en gezien worden, waar de flaneur zich begeeft in het stedelijk theater.
Nienke van Boom is docent aan NHTV Breda University of Applied Science waar
ze lesgeeft in onderwerpen als vrijetijd, cultuur en stedelijke ontwikkeling.
Daarnaast werkt ze aan een promotieonderzoek naar de rol van
vrijetijdvoorzieningen in de aantrekkelijkheid van steden.
Literatuur
Baudelaire, C., The Painter of Modern Life (1863).
Hannigan, J., Fantasy city: pleasure and profit in the postmodern metropolis (London 1998).
Olsen, D.J., The city as a work of art: London, Paris, Vienna (New Haven 1986).
Sorkin, M., Variations on a theme park: the new American city and the end of public space (New York 1992).
Foto's
Shutterstock, Petr Kovalenkov, Nick_Nick, Marzolino
Dit artikel is eerder geplaatst in het themanummer Cities & Leisure in Transition van MMNieuws dat samen met NHTV Breda is samengesteld. De komende periode plaatsen we meer artikelen uit dit themanummer op het NRIT Media Vrijetijdsplatform. Meer artikelen tref je ook aan op: http://www.mmnieuws.nl/issue/cities-in-transition-leisure/