Vrijetijdssector draagt fors bij aan krimp Nederlandse economie
Afbeelding van Valdas Miskinis via Pixabay
De Nederlandse economie is in het tweede kwartaal met 8,5% gekrompen ten opzichte van een kwartaal eerder. Het CBS heeft een dergelijke krimp nog niet eerder gemeten. Nederland doet het wel beter dan gemiddeld in de Eurozone en de ons omringende landen zoals Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en België. De economische neergang had ook grote gevolgen voor de werkgelegenheid, er waren in het tweede kwartaal van 2020 zo’n 322.000 banen minder dan een kwartaal eerder.
Sterk gedaalde consumptie
De daling van het bbp is voor meer dan de helft toe te schrijven aan een sterk gedaalde consumptie door huishoudens. Consumenten hebben in het tweede kwartaal 11,8 procent minder besteed dan in het tweede kwartaal van 2019. Ze gaven vooral veel minder uit aan horeca, recreatie en cultuur, vervoer en communicatie, en zorg.
De productie van de handel, vervoer en horeca lag 16,6 procent lager dan een jaar eerder. Vooral de horeca en de vervoerssector hadden te maken met een ongekende krimp. In de vervoerssector was het beeld voor de luchtvaart en luchtvaardiensten gitzwart.
Wisselend beeld in sector
De horeca sloot (grotendeels) op 15 maart 18.00 uur en mocht op 1 juni weer open met restricties. De hotels deden het een stuk slechter dan de andere logiesaccommodaties zoals kampeerterreinen, vakantiehuisjes, bungalowparken en jeugdherbergen. Bij deze groep zijn de inkomsten uit vaste standplaatsen onverminderd doorgelopen, en konden bezoekers in sommige gevallen gebruik maken van vakantiehuisjes e.d. Ook kozen mensen, als ze al op vakantie gingen, vaker voor vakantie in eigen land. Wat de eet- en drinkgelegenheden betreft, een aantal vond vrij snel oplossingen om hun zaak coronaproof te maken. Verder ontstonden (nieuwe) initiatieven zoals maaltijdverstrekking en afhaal door restaurants.
Veel minder banen
In het tweede kwartaal van 2020 waren er volgens het CBS 322 duizend banen minder dan een kwartaal eerder, een afname van 3,0 procent. Dit cijfer geeft nog een geflatteerd beeld van de ontwikkeling van de werkgelegenheid, omdat als gevolg van de coronacrisis in een deel van de banen niet of minder gewerkt kon worden. Geraamd wordt dat het daadwerkelijk aantal gewerkte uren in het tweede kwartaal 6,1 procent lager lag dan in het eerste kwartaal. Tegelijkertijd steeg het aantal werklozen met 72 duizend (+26 procent) naar 349 duizend.
Het aantal banen bij de uitzendbureaus daalde met 130 duizend van het eerste op het tweede kwartaal, een daling van 17 procent. Zo’n grote daling is nooit eerder voorgekomen. Ook in de bedrijfstakken handel, vervoer en horeca en zakelijke dienstverlening (exclusief uitzendbureaus) was de daling fors. Daar gingen respectievelijk 123 duizend en 28 duizend banen verloren. Naar verhouding was ook de daling in de kleinere bedrijfstak cultuur, recreatie en overige diensten aanzienlijk, 17 duizend. In het tweede kwartaal hadden 1,7 miljoen werknemers een flexibele arbeidsrelatie. Dat zijn er 272 duizend minder dan in het tweede kwartaal van 2019. De daling deed zich voor bij vrijwel alle groepen flexwerknemers.
Vrijetijdssector scoort op lijsten minst kansrijke beroepen
In de lijst van minst kansrijke beroepen van het UWV staan relatief veel beroepen uit de vrijetijdssector. Zo schat het UWV de kans op een baan voor (educatief) museummedewerkers, reisleiders en gidsen en organisatoren van conferenties en evenementen laag in. In de horeca en in cultuur, sport en recreatie worden de baankansen door het UWV verminderd ingeschat. Het gaat dan om bedienend personeels, koks, leidinggevenden in de horeca, receptionistes, servicemedewerkers in bioscopen, theaters en bedrijfsleiders van sportscholen, vakantieparken en dagrecreatie.
Topics:Onderzoek
Trefwoorden: economie, Nederland, werkgelegenheid