Cultuur ten tijden van corona
Wat gingen we missen?
"Wat was in essentie ook alweer de betekenis van kunst en cultuur voor mensen individueel en voor de samenleving als geheel?” Om het antwoord op zijn vraag scherp te krijgen, bedacht voormalig OCW-directeur Thije Adams een kleine 10 jaar geleden de hypothetische situatie van een choleraepidemie. Terug naar nu en we bevinden ons in een allerminst hypothetische coronapandemie. En hebben we inmiddels aan den lijve kunnen en moeten ervaren dat het genot van cultuur ten tijden van corona danig onder druk staat.
Wekelijks hebben Nederlanders (van 12 jaar en ouder) zo’n 44 uur vrije tijd, dat is royaal meer dan een derde van de tijd dat men niet slaapt. De inbreuk van corona op de vrije tijd is dus een inbreuk op een aanzienlijk deel van het leven, met name op activiteiten met anderen en/of buiten de eigen woning. De vrije tijd is bij uitstek de tijd voor ontspanning, ontplooiing, ontmoeting, ondersteuning en onderscheiding. Voor velen is cultuur deel van het vrijetijdsrepertoire en platform voor die vijf o’s. Deelname aan het culturele leven kan bestaan uit mediagebruik, fysiek bezoek, beoefening en/of ondersteuning. De laatste drie staan door corona in wisselende mate onder druk, wat maar zeer ten dele door meer mediagebruik te compenseren valt.
Cultuurbezoek
Cultuur vormt voor velen een belangrijke bron van ontspanning. Al dan niet in de context van een avondje uit of een weekendje weg schenkt een bezoek aan een voorstelling (concert, toneel, ballet) of tentoonstelling velen het genoegen enige tijd in een andere wereld te verkeren, voor- en napret incluis. Circa tweederde van de bevolking bezoekt eens of vaker per jaar een vorm van podiumkunst, eveneens tweederde een filmvoorstelling, en de helft een museum. Elk van deze ‘uitjes’ bleek ten tijde van corona niet of slechts onder strikte voorwaarden mogelijk. Daarmee heeft cultuurbezoek als een vorm van ontspanning veel aan betekenis verloren. Het vermeerdere digitale aanbod (live streams, virtuele rondleidingen) heeft dat gat maar zeer gedeeltelijk kunnen vullen. Het is de vraag hoe snel post-corona het aanbod aan en de animo voor cultuurbezoek weer op het oude niveau zullen terugkeren. Vaccinaties en testen lijken uitkomst te bieden, maar vormen ook een drempel. Zo geven vaccinaties geven geen 100% zekerheid, wat kwetsbaren, ouderen en andere risicomijders van een hernieuwd cultuurbezoek kan weerhouden. Bovendien wil niet iedereen gevaccineerd en/of telkens getest worden. Hoewel enerzijds velen smachten naar de mogelijkheid weer de film of een festival te gaan, ligt het anderzijds in de rede te verwachten dat het in het beste geval enige tijd zal duren voordat het culturele aanbod weer op het oude niveau is en voordat alle groepen cultuurliefhebbers zich daaraan weer durven laven.
Cultuurbezoek is in de regel een activiteit die men met anderen onderneemt. Het wegvallen van cultuurbezoek betekent derhalve ook het wegvallen van een mogelijkheid tot het onderhouden en aangaan van sociale contacten (ontmoeting). Evenmin bood cultuurbezoek tijdens corona nog de mogelijkheid om zich te laten voorstaan op de bijzondere concerten of tentoonstellingen die men bezocht (onderscheiding).
Cultuurbeoefening
Daarnaast ervaren velen dankzij cultuur ontspanning door zelf te musiceren, te schilderen, toneel te spelen of in een historische vereniging actief te zijn. Dergelijke cultuurbeoefening wordt gerekend tot de ‘vital experiences’: negatief geformuleerd voorkomen ze verveling, positief geformuleerd brengen ze geluk en ‘flow’. Op jaarbasis behoort circa de helft van de bevolking tot de incidentele of de frequente kunstbeoefenaars. Niet voor elk daarvan betekent corona een belemmering, want voor 80% van hen is die kunstbeoefening een solistische activiteit, door in hun eentje een instrument te bespelen of beeldende kunst te beoefenen. Voor wie serieus probeert zich in zijn of haar discipline verder te bekwamen is kunstbeoefening ook een vorm van ontplooiing. Ook dat kan op eigen houtje, al voor corona ook met tal van vormen van digitale ontplooiingsmogelijkheden, in welk geval corona ook geen sta-in-de-weg hoefde te zijn. Sterker nog, vanwege restricties op andere activiteiten zullen sommigen zich er juist met des te meer enthousiasme op gestort hebben.
Problematischer is corona echter voor degenen voor wie kunstbeoefening geen solo-activiteit is: mensen die in ensembles, fanfares of bandjes musiceren, die in koren zingen of die toneel spelen. En voor mensen die zich in hun kunstdiscipline willen bekwamen door daarin lessen of workshops te volgen. Dit laatste betreft dan niet meer alleen podiumkunsten maar ook beeldende kunst. Corona maakte het voor langere tijd onmogelijk om gezamenlijk te oefenen (om over optredens maar te zwijgen). Ook individuele en groepslessen waren lange tijd uit den boze, groepslessen zijn dat op het moment van schrijven (eind mei 2021) nog steeds. Corona maakte de niet-solistische ofwel sociale vormen van kunstbeoefening nagenoeg onmogelijk. In hoeverre de combinatie van vaccinaties en testen daarin op korte termijn verandering gaat brengen is vooralsnog de vraag. Te vrezen valt dat ook de infrastructuur voor kunstbeoefening (verenigingen, oefenruimtes, gelegenheden om op te treden) van corona een klap gekregen hebben. Niet te voorzien is hoe snel aanbod en animo om aan kunstbeoefening te doen zich zullen herstellen. Tot dan betekent dit voor velen een aanslag op een voor hen belangrijke manier om zich te ontspannen, te ontplooien, anderen te ontmoeten en zich met hun hobby van anderen te onderscheiden.
Cultuur ondersteunen
Een aanzienlijk deel van het culturele leven draait op ondersteuning vanuit de samenleving, in de vorm van donaties (al dan niet via vriendenverenigingen) en van vrijwilligerswerk. Vanwege corona liepen de inkomsten van culturele instellingen sterk terug. Net als bij de eerdere bezuinigingen op cultuur prikkelde dat de bevolking niet tot extra donaties. "Het publiek is bezorgd over de crisis in de cultuursector, maar doneert weinig”, meldde het Prins Bernard Cultuurfonds medio 2020 beteuterd. Onbekend is nog in welke mate mensen precies (zullen) hebben afgezien van het terugvragen van geld voor gekochte tickets.
Vrijwilligerswerk is van groot belang voor grote en kleine festivals, voor kleinere musea en podia, en uiteraard voor fanfares en andere vormen van verenigingsleven. Op jaarbasis doet één op de tien mensen (eens of vaker) cultureel vrijwilligerswerk. Dat is van belang voor de culturele infrastructuur: verenigingen, kleinere podia en musea, grotere en kleinere evenementen zijn zonder die vrijwillige inzet niet denkbaar. Dat is ook van belang voor die vrijwilligers: het biedt hen een onderscheidende bezigheid, sociale contacten en zinvolle maatschappelijke participatie (onderscheiding, ontmoeting en ondersteuning). De coronarestricties op voorzieningen, festivals en evenementen gingen en gaan ten koste van de mogelijkheid tot het doen van cultureel vrijwilligerswerk, en daarmee ten koste van de voldoening en de binding die dat met zich meebrengt.
Cultureel mediagebruik
Uiteraard bieden oudere en nieuwe media toegang tot cultuur. De keuze is reuze: men kan boeken openslaan, tv- en radioprogramma’s volgen, audio en video opnames beluisteren en bekijken en digitaal contacten erover onderhouden. Wat bij dat alles mist is de ‘live experience’ en het sociale contact. Dit speelt mogelijk het meest voor jongeren, die de corrigerende ogen van hun ouders bij tijd en wijle willen verruilen voor de welwillende aandacht van hun peers. Anderzijds zijn juist jongeren er heel bedreven in om via social media contact te houden. Cultureel mediagebruik kan echter maar heel beperkt het gemis aan sociale kunstbeoefening vervangen, en nog minder het gemis aan de mogelijkheid tot het doen van cultureel vrijwilligerswerk.
Er is bij culturele ontmoeting meer in het geding. Deelname aan het culturele leven staat te boek als een mogelijkheid om mensen met een andere ‘walk of life’ te ontmoeten. Coronarestricties staan deze optie tot het bestaan en ontstaan van ‘bridging’ en sociale cohesie danig in de weg.
Tot slot
Cultuur is niet alleen persoonlijk maar ook ruimtelijk onderscheidend. Steden gelden mede als aantrekkelijk dankzij hun culturele infrastructuur. De optie er van alles aan cultuur te kunnen doen en beleven maakt steden tot aantrekkelijke verblijfsplaatsen voor toeristen en voor mensen die graag in zo’n omgeving wonen. Dat laatste zou weer bijdragen aan de aantrekkingskracht van steden als vestigingsplaats voor bedrijven. Eventueel blijvende schade aan het stedelijke culturele leven kan de stedelijke aantrekkingskracht eroderen.
Bronnen:
www.scp.nl/publicaties/publicaties/2020/11/20/corona-en-de-betekenis-van-het-culturele-leven
Andries van den Broek is onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en speelt accordeon in een folkpunk band. Hij schreef eerder het beleidssignalement: Corona en de betekenis van het culturele leven.