De relatie tussen financiering en human capital
Personeel moet niet je bottleneck worden. Deze waarschuwing gaf Guido Aerts, programmamanager bij CELTH, aan de leisuremarkt tijdens een interview met Marc Gerlings van NRIT op de Recreatie Vakbeurs 2021 in Hardenberg.
Als programmamanager is zijn belangrijkste rol schakelen en makelen tussen de belangrijkste onderzoeksvragen uit het werkveld en vandaaruit onderzoek te definiëren en vervolgens daar onderzoekers bij te vinden. Zijn belangrijkste aandachtsgebieden zijn businessmodellen, verdienmodellen, financiering en human capital. Aerts ziet een relatie tussen financiering en human capital: "Het begint bij de investeringsbeslissing die je kunt koppelen aan de capaciteit. Het aantal plekken op een camping of in een restaurant moet gefinancierd worden en die financiering moet voor een groot deel uit de exploitatie komen. Die financiering moet bovendien de capaciteit die je hebt opgelijnd tot wasdom kunnen brengen. Je moet daarom zorgen dat personeel niet de bottleneck wordt: het heeft geen zin om 100 vakantiehuisjes te hebben als je er maar 70 kunt schoonmaken.” Kenmerkend voor de bedrijfstak leisure is voor Aerts bovendien dat het echt ‘people’s business’ is: "De belevenissen die gedefinieerd zijn hebben een hele hoge mens-factor.”
Arbeidsmarkt
Aerts ziet het gevaar dat exploitanten komen vast te zitten aan de arbeidskant. "Dat is nu extra prominent omdat door corona veel mensen, met name jongeren, de sector hebben moeten verlaten en niet meer terugkomen. Bovendien is de instroom in de opleidingen, in ieder geval bij de HBO’s, ook iets lager.” En dat terwijl de binnenlandse leisure-sector juist, ondanks of misschien wel dankzij corona, enorm goede jaren heeft gedraaid. Aerts: "De verklaring daarvoor is enerzijds de enorme behoefte om – ondanks eventuele reisverboden naar het buitenland – toch erop uit te gaan en anderzijds het stuwmeer aan beschikbaar spaargeld.”
Volgens Aerts zijn er een aantal ontwikkelingen in de leisuremarkt waar te nemen, als je kijkt naar de financiering. "Als eerste heb je de grote partijen, vaak investeringsmaatschappijen, die grote aantallen locaties en huisjes hebben. Zij trekken hun investering uit de kapitaalmarkt. Het zijn ook vaak sterke operators met strakke protocollen in de uitvoering waarmee op kostenniveau goed gewerkt kan worden. Voor mij laat het instappen van investeringsmaatschappijen zien dat zij de markt heel positief zien. Hun aanpak is dat ze het areaal saneren en vaak gaan voor minder huisjes maar wel van een luxer niveau en met een grotere buitenruimte. Ze spelen daarmee in op een drang naar luxe die ik ook als belangrijke trend in de markt zie.”
Financiering
Omdat institutionele beleggers op de leisuremarkt nog behoorlijk afwezig zijn, ziet Aerts veel mogelijkheden. "Het is namelijk een groeimarkt.” Het lijkt er bovendien op dat er een relatie is tussen meer investeringen op de leisuremarkt en de groei van die markt. Aerts: "Recent onderzoek heeft bovendien aangegeven dat we in Nederland ‘kampioen deeltijdwerken’ zijn en dat er dus nog veel potentie voor de leisuremarkt – lees: uren om te besteden – aanwezig is. Het toont ook aan dat Nederlanders meer waarde hechten aan meer vrije tijd dan aan meer loon. En dat doet weer vermoeden dat ze daar ook meer geld aan willen besteden. In die zin kan dus de kapitaalkant de gedragskant beïnvloeden.”
Toch lijken leisure-ondernemers nog steeds vooral te kiezen voor bancair krediet in plaats van voor investeringsmaatschappijen. Aerts: "Er wordt weinig creatief gedacht over andere mogelijkheden. Zelfs de crowdfundingsacties zijn in de praktijk vaak niet meer dan vrij dure leningen.” Hij noemt daarnaast nog een factor: "Typisch Nederlands is dat we het heel moeilijk vinden ons vermogen te delen met anderen. Zo komt bijvoorbeeld bijna niemand in de leisuremarkt op het idee om een deel van zijn bedrijf in aandelen aan iemand anders over te doen. Je houdt dan nog steeds de zeggenschap, maar krijgt wel een groei van het eigen vermogen. Mogelijk dat een deel van de verklaring ook is dat er in deze sector nog veel familiebedrijven zijn. En die kunnen door veel extra uren te maken een exploitatie rond maken die je in een contractomgeving met een CAO niet kunt realiseren. Die bereidheid om die uren te maken, maakt dat ook de familiebedrijven in de sector zullen overleven. Bovendien hebben die familiebedrijven een onverzettelijkheid en weerbaarheid waardoor ze wel een aantal klappen kunnen opvangen. Hun primaire drive is ook niet om geld te verdienen, het zijn passie-ondernemers.”
Booming markt
Aan het eind noemt Aerts nog een ontwikkeling, de markt van mensen die een eigen huisje hebben dat ze grote delen van het jaar verhuren. "Die markt is de afgelopen jaren duidelijk booming. Dat heeft grotendeels met de vergrijzing te maken. Bovendien is het een solide investering.”