Geplaatst op: 24-01-2022
Auteur: Rene van der Duim en Eva Keller
Publicatie: VTS 2021-3

Gaan we (nog steeds) te ver?

Gaan we (nog steeds) te ver?
Afbeelding van ThePixelman via Pixabay

De nauwe relatie van toerisme met onze leefomgeving in brede zin, zoals vorig jaar ook verduidelijkt in het rapport Waardevol Toerisme (RLI, 2019), vraagt om een grondige herbezinning en politieke afweging van de rol die toerisme in onze samenleving kan en moet spelen. Niet in de laatste plaats omdat – als de relatie met COVID-19 eenmaal naar de achtergrond verdwijnt – nieuwe – en nog grotere - uitdagingen op het gebied van bijvoorbeeld klimaatverandering en biodiversiteit al onze aandacht zullen vragen (Van der Duim, 2020). Nu is deze oproep tot herbezinning niet nieuw. Al in de 70-er jaren van de vorige eeuw werd internationaal aandacht besteed aan de mogelijke gevolgen van toerisme voor onze leefomgeving, zoals in het befaamde boek The Golden Hordes van Turner en Ash (1975). In Nederland startte in de 80-er jaren een discussie over duurzaam toerisme. In de afgelopen 40 jaar hebben reisorganisaties, overheden, maatschappelijke organisaties (hier verder aangeduid als ngo’s) en onderwijs en wetenschap zich – veelal gezamenlijk en met soms met meer, soms met minder succes – gebogen over de mogelijkheden tot verduurzaming van de toeristische sector. Dit artikel – onderdeel van een project om de geschiedenis van 40 jaar duurzaam toerisme in Nederland vast te leggen – maakt de balans op door middel van een overzicht van de belangrijkste projecten en activiteiten van de Nederlandse reisindustrie in de afgelopen 40 jaar. De nadruk ligt daarbij op uitgaand toerisme en de rol van de ANVR.

1980- 2005

In de eerste 25 jaar is het thema duurzaam toerisme achtereenvolgens geagendeerd, bediscussieerd en vervolgens geleidelijk geïnstitutionaliseerd (zie hiervoor Van Wijk 2009a; 2009b).Vooral vanaf midden jaren ‘90 nam de reissector daarbij haar verantwoordelijkheden, daarin ondersteund (ook in financiële zin) door de overheid.

Opkomst van het thema duurzaam toerisme

Met de oprichting van de Nederlandse Milieu Groep Alpen (NMGA) in 1981 kwamen de gevolgen van toerisme in de Alpen op de agenda. Vanaf begin jaren ‘80 werden ook de gevolgen van het (massa) toerisme voor ontwikkelingslanden zichtbaar. Al in 1980 beschreef bijvoorbeeld Albert Stol in zijn boek Charter naar Bangkok de relatie tussen sekstoerisme en de derde wereld en in 1981 publiceerde het Centrum Kontakt der Kontinenten het rapport Wie wordt er wijzer van al dat gereis? De Derde Wereld als serieuze reisbestemming (Peppelenbosch en Tempelman, 1981).

Ineens begon iedereen zich druk te maken over toerisme: wetenschappers, bergsporters, reizigers, natuur- en milieuorganisaties, ontwikkelingsorganisaties, de ANWB, en gespecialiseerde reisorganisatoren. Dat gold vooralsnog niet voor de brancheorganisatie voor reisorganisatoren, de Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen (ANVR). Pas in 1989 sprak de ANVR voor het eerst over duurzaam toerisme in haar jaarcongres over toerisme in Cyprus. Dit leidde tot de oprichting van een informele werkgroep die tien grondbeginselen over toerisme en milieu opstelde welke in 1992 onderdeel werden van de ANVR-gedragscode. Verder zag de ANVR duurzaam toerisme vooral als een zaak voor de vakantielanden zelf (Van Wijk, 2009a; 2009b).

Gaan we te ver?

De terughoudende houding van de reisindustrie (en de overheid) veranderde toen de Raad voor het Natuurbeheer in 1994 met een zeer kritisch rapport kwam, getiteld Gaan we te ver? Daarin stelden zij de hamvraag "of wij wel zo nodig alles moeten zien en doen wat ons aanlokkelijk en interessant toeschijnt en tot welke prijs daartoe ruimte/vrijheid moet worden geboden” (Raad voor het Natuurbeheer, 1994: 37). In het rapport uitte de Raad vooral haar zorgen over de toename van vliegvakanties en pleitte de Raad onder andere voor een milieuheffing op vliegtuigbrandstof en de opheffing van de vrijstelling van BTW op vliegtickets.

Het rapport van de Raad leidde tot veel beroering. De overheid nam de kritiek ter harte en organiseerde een jaar later een nationale conferentie over duurzaam toerisme in Kasteel Groeneveld in Baarn. Dit leidde tot de oprichting van de Initiatiefgroep Uitgaand Toerisme, Natuur en Milieu, die in 1996 omgevormd werd tot IDUT (Initiatiefgroep Duurzaam Uitgaand Toerisme). Naast 4 ministeries namen ook organisaties als NCDO, ANWB, het Nederlands Alpenplatform en IUCN-NL deel aan de initiatiefgroep. In 1995 organiseerde dit platform al meteen een tweede congres, opnieuw op Kasteel Groeneveld. Tegelijkertijd ging ook de ANVR aan de slag met duurzaam toerisme. In 1995 werd de in 1989 opgerichte informele ANVR-werkgroep Duurzaam Toerisme geformaliseerd.Ook werd in dat jaar de eerste ANVR Beleidsnota Milieu, Toerisme en Recreatie gepubliceerd, waarin werd geconstateerd dat de tijd van uitsluitend praten en bewustwording voorbij is, dat te nemen maatregelen "buiten de concurrentiesfeer moeten blijven en daarmee vooral in collectief en zo mogelijk internationaal verband moeten worden genomen” (ANVR, 1998: 2). In de Nota werd onder andere voorgesteld milieu-informatie voortaan op te nemen in de databestanden van de reisbureaus en meer aandacht te besteden aan consumentenvoorlichting. In de drie jaar later verschenen Nota Duurzaam Toerisme II werd echter geconstateerd dat "de tijd van bewustwording nog lang niet is verstreken” en dat interne milieuzorg "bij nader inzien binnen het ANVR geen prioriteit verkreeg” (ANVR, 1998: 2). In de Nota werden voor de periode 1998-2000 11 doelstellingen geformuleerd, vooral met betrekking tot bevordering van de bewustwording in de branche en bij de reiziger (o.a. leidend tot een in 2 miljoen exemplaren gedrukte brochure ‘Reiswereld en de zorg voor het Milieu’), het terugdringen van negatieve effecten van toeristische vervoer en het bevorderen van een productgericht milieuzorgsysteem bij de leden (het zogenaamde PMZ-systeem). De inspanningen van de ANVR waren inmiddels ook opgenomen in de door het Coördinatieoverleg Milieu, Toerisme en Recreatie (CMTR) opgestelde Beleidsagenda Milieu, Toerisme en Recreatie (Ministerie van VROM, 1998). In de beleidsagenda werden 13 thema’s opgenomen, waaronder uitgaand toerisme met als voortrekker de ANVR.

Vanaf eind jaren ‘90 barstte het van de initiatieven om duurzaam toerisme in de praktijk te brengen, zowel in het binnenland als ten behoeve van het uitgaand toerisme. Zo kwamen er bijvoorbeeld keurmerken (zie ook Van der Duim, 2004), websites, een klimaatcompensatieprogramma en voorlichtingscampagnes en publicaties, vooral voor het (hoger beroeps) onderwijs (Van Egmond, 1989; van Egmond en Ars, 1993; Boers en Bosch, 1993). Ook werden er projecten met de Nederlandse Antillen, Tanzania (door SNV Nederlandse ontwikkelingsorganisatie), de Filipijnen (door NOVIB), Costa Rica (in kader Duurzaam Ontwikkelings Verdrag DOV) en Alpenlanden (door onder andere Nederlands Alpen Platform) gestart (zie Van der Duim, 2005; Van Wijk, 2009a). In 1996 stelde de ANVR ook een gedragscode op tegen kindersekstoerisme. Deze initiatieven werden besproken op de Groeneveld Conferenties, vanaf 1999 een jaarlijks terugkerend congres over duurzaam toerisme. In 1998 werd Nico Visser, daartoe gefaciliteerd door zijn werkgever, het Ministerie van LNV, als de eerste milieumanager benoemd bij Travel Unie Nederland (TUI-NL), een jaar later gevolgd door zijn benoeming als hoogleraar duurzaam toerisme aan de Nationale Hogeschool voor Toerisme en Verkeer (NHTV) in Breda (nu: Breda University of Applied Sciences (BUAS).

Productgericht Milieuzorgsysteem (PMZ)

De ANVR ontwikkelde in 1998 in samenwerking met consultancybureau CREM een Productgericht Milieuzorgsysteem (PMZ) voor haar leden. Maar dit PMZ-systeem had nogal wat voeten in aarde (zie ook Van Marwijk en Van der Duim, 2004; Van der Duim, 2005): "zo moeten reisorganisatoren milieubeleidsplannen opstellen, en allerlei maatregelen nemen op het gebied van vervoer, vermaak, verblijf, communicatie en interne milieuzorg. Ook mogen ze geen onethische vakantieproducten aanbieden zoals reizen en excursies waarbij seks met kinderen het doel is. Hoewel de reisorganisaties al in 2000 instemmen met dit systeem, duurt het tot 2005 voordat ze allemaal aan de eisen voldoen. Om alle leden binnen boord te houden, heeft de ANVR water bij de wijn moeten doen: sommige eisen zijn geschrapt, er is meer informatie over PMZ verspreid en de deadline is uitgesteld” (Van Wijk, 2009b: 4). Desondanks heeft PMZ een belangrijke rol gespeeld bij de institutionalisering van duurzaamheid in de toeristische sector. PMZ heeft orde gecreëerd in de verzameling aan keurmerken en gedragscodes en gezorgd voor een aantal koplopers binnen de ANVR (zie Van Marwijk en Van der Duim, 2004) die in de jaren daarna meer en meer de spelregels voor de rest van de sector zijn gaan bepalen (Van Wijk, 2009b). Figuur 1 vat deze verschuiving van ongestructureerd naar gestructureerd en geïnstitutionaliseerd goed samen (Van Wijk, 2009b).

Figuur 1 Overzicht van de belangrijkste veranderingen in de sector 1980-2005 (gebaseerd op Van Wijk, 2009b)

Figuur 1 Overzicht van de belangrijkste veranderingen in de sector 1980-2005 (gebaseerd op Van Wijk, 2009b)

2005-nu

In de eerste 25 jaar tijd is het thema duurzaam toerisme goed op de agenda gekomen, werd uitvoering gegeven aan talloze projecten, (ook financieel) ondersteund door verschillende ministeries, en werd nauw samengewerkt tussen verschillende organisaties die elkaar regelmatig ontmoeten in het IDUT en de jaarlijkse Groeneveld conferenties. De vijftien jaar daarna kenmerken zich door 5 belangrijke ontwikkelingen en projecten: de omvorming van PMZ naar DTO en Travelife, de oprichting van de Travel Foundation, de ontwikkeling van toerisme programma’s door ngo’s als SNV en IUCN-NL, het IDH-programma en Carmacal (zie ook Keller, 2021).

Travelife

Op basis van een evaluatie van PMZ in 2008 besloot de ANVR PMZ om te vormen tot een programma DTO (Duurzaam Toeristisch Ondernemen) waardoor ook reisbureaus, en niet alleen touroperators, erbij betrokken zouden worden. Verder werd besloten DTO te koppelen aan Travelife, het gemeenschappelijke duurzaamheidsmanagementsysteem voor Europese touroperators. Travelife, voortgekomen uit een eerder door de EU gefinancierd project Tourlink, bundelde verschillende Europese initiatieven onder één paraplu. Onderhoud en uitvoering van Travelife werd door de ANVR uitbesteed aan het in 1993 opgerichte ECEAT (Europees Centrum voor Eco- en Agrotoerisme). Het systeem omvat een website met tools en trainingsprogramma’s voor touroperators en een gestandaardiseerd rapportagesysteem. Touroperators moesten certificaten behalen door examens af te leggen en coördinatoren duurzaam toerisme aan te stellen. Om de overgang van PMZ naar DTO en Travelife te vergemakkelijken organiseerde de ANVR workshops. In september 2009 had DTO 4 workshops georganiseerd die positief werden ontvangen en hadden meer dan 60 touroperators hun opleiding afgerond. Eind 2010 werd de eerste fase van de implementatie van de DTO- en Travelife-certificering succesvol afgerond. Alle touroperators hadden een duurzaamheidscoördinator aangesteld en hun certificering behaald. De coördinatoren leverden ook rapporten voor hun respectievelijke organisaties, die allemaal aan de vereisten voldeden. Deze bedrijven kregen op hun beurt een certificaat dat 2 jaar geldig zou zijn.

Travel Foundation

Terwijl de ANVR haar interne processen op orde bracht, zorgde tegelijkertijd IDUT vooral voor uitwisseling van kennis en opvattingen tussen overheid, reisorganisatoren, ANVR, ngo’s en onderwijs- en onderzoeksinstellingen en daaruit voortvloeiend zorgde IDUT voor een aantal projecten die zich vooral richten op gezamenlijke ketenverantwoordelijkheid. Een goed voorbeeld daarvan is de oprichting in december 2007, naar Engels voorbeeld, van de Travel Foundation Nederland (TFNL), met als oprichtingspartners Askja Reizen, Buro Scandinavië, Oad Reizen, Sunweb Vakanties, Sawadee Reizen en TUI Nederland. Om consumenten bewust te maken van de Stichting werd er tijdens de vakantiebeurs van 2008 een gezamenlijke sessie georganiseerd door TFNL, IDUT en ANVR met als doel de branche en pers te informeren over de Stichting. Het doel was om projecten te ontwikkelen die op meerdere bestemmingen konden worden gerepliceerd. Voorbeelden waren de ontwikkeling van een lokale souvenirmarkt in Gambia, het opleiden van lokale gidsen in Costa Rica en de bescherming van de Rode Zee in Egypte. De initiële ontwikkeling van de TFNL werd gefinancierd door het Ministerie van LNV en EZ, IUCN NL en haar oprichtingspartners. Deze financiering zou voor de eerste 2 jaar worden verstrekt en de Stichting in staat stellen zichzelf verder te ontwikkelen. De Stichting slaagde er echter niet in een stabiele financiële basis te creëren en in 2010 werd de TFNL weer opgeheven. In plaats daarvan besloot TUI Nederland in 2011 een eigen organisatie te starten: TUI Care Foundation.

Ngo-programma’s

Ook ngo’s als Cordaid, Wereld Natuur Fonds (WNF), SNV Nederlandse Ontwikkelingsorganisatie en de International Union for Conservation of Nature (IUCN-NL) ontwikkelden tal van projecten op het gebied van toerisme, daartoe in staat gesteld door overheidsfinanciering. Met name SNV Nederlandse Ontwikkelingsorganisatie was tot 2011 een voorloper in het ontwikkelen van toeristische projecten en adviesdiensten. Voorzichtig gestart in de midden jaren 90 met projecten in Tanzania en Albania, telde de organisatie in 2010 60 nationale en internationale toerismeadviseurs in 25 landen. Gedurende hun 15 jarige betrokkenheid bij toerisme hebben de toerismeadviseurs van SNV een aantal concepten en tools in omloop gebracht (bijv. "lokale participatie”, "community based tourism”, "pro-poor toerisme”), die werden beïnvloed door steeds veranderende ontwikkelingsparadigma’s en debatten binnen en buiten Nederland. Deze discussies kwamen tot uiting in de subsidieovereenkomsten waarover SNV regelmatig moest onderhandelen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Veranderingen in ontwikkelingsdiscoursen en beleid werden vertaald naar de doelstellingen en praktijken van SNV; de manieren waarop succes werd gemeten waren ook meerdere keren onderhevig aan verandering. Betrokkenheid van SNV bij het toerisme werd eerst niet toegestaan, vervolgens geaccepteerd en tenslotte in 2011 afgebouwd als ontwikkelingspraktijk (Hummel en van der Duim, 2012).

In dezelfde periode publiceerde IUCN NL (2006) Destination Conservation over de bijdrage van toerisme aan natuurbehoud. Hierin werden de uitkomsten en lessen beschreven van 27 projecten die zijn gefinancierd via een micro-financieringsprogramma dat liep tussen 2002 en 2006. Dit werd mede mogelijk gemaakt door het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het programma werd goed ontvangen en de projecten werden als een succes beschouwd. In datzelfde jaar verlengde IUCN NL hun fondsen voor "biodiversiteit en toerisme” met 3 jaar, waardoor de organisatie het programma kon voortzetten. Dit leidde tot meer dan 100 voorstellen voor projecten die gebruik wilden maken van de fondsen. Verder zocht IUCN-NL naar mogelijkheden om samen te werken met touroperators. In 2008 werden in totaal 12 projecten geselecteerd gericht op het genereren van alternatieve duurzame inkomstenbronnen voor gemeenschappen die in de buurt van natuurgebieden wonen en die meestal afhankelijk zijn van de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen. De projecten werden opgezet in de buurt van populaire toeristische bestemmingen, waardoor IUCN NL verbinding kon maken met touroperators.

IDH

Op 30 juni 2007 ondertekenden 4 Nederlandse ministeries, verschillende ngo’s, bedrijven en kennisinstellingen het zogenaamde "Schokland Akkoord”. De ondertekenaars van de overeenkomst beloofden te werken aan de uitvoering van verschillende Millenniumdoelen. Dit leidde tot de oprichting van het "Initiatief Duurzame Handel” oftewel IDH (IDH, 2021). Het IDH werd in het leven geroepen om de transitie naar duurzame handelsketens in meerdere sectoren op te schalen en te versnellen. Al snel werd toerisme opgenomen in het ontwikkelingsprogramma van de IDH. De ontwikkeling van de IDH-toerismeprojecten startte en IDUT-groep en Travel Foundation NL vervulde in eerste instantie de rol van coördinator. Na goedkeuring van het IDH-toerismevoorstel kwam 50.000 euro beschikbaar om te onderzoeken welke interventies zouden kunnen plaatsvinden op specifieke thema’s en bestemmingen. Dit resulteerde in 2008 in de keuze voor 2 projecten. In Brazilië startte een project dat zich zou richten op de maatschappelijke problematiek van kinderprostitutie in de toeristische sector en in Tanzania zou een project starten om enkele van de problemen veroorzaakt door afval op toeristische bestemmingen op te lossen. Waar het project in Tanzania al snel strandde vanwege allerlei uitvoeringsproblemen en het ontbreken van medewerking van touroperators, m.u.v. Sawadee Reizen die vanaf het begin bij het project betrokken was, werd het Brazilië project wel een succes. Hierbij waren Plan Nederland en TUI Nederland initiatiefnemers. Het programma was bedoeld om te voorkomen dat jonge meisjes en jongens in de prostitutie terecht komen door ze onderwijs en een baan te geven in de toeristische sector. Het project werd als zeer succesvol beschouwd, waardoor TUI Nederland tijdens de World Travel Market in Londen tot overall winnaar van de World Responsible Tourism Awards 2013 uitgeroepen werd voor haar activiteiten om kinderen te beschermen tegen seksuele uitbuiting in toerisme. Toen TUI eenmaal een eigen financieringsbron had via de TUI Care Foundation werd later, op basis van het IDH-project, het TUI Academy programma ontwikkeld om opleidingen, stages en banen aan te bieden aan kansarme jongeren in vakantiebestemmingen.

In 2009 veranderde het toerisme programma van IDH van focus. Om meer touroperators over te halen mee te doen vond een heroriëntatie van bestemmingslanden plaats (naast Brazilië en Tanzania nu ook Turkije, Egypte, Thailand, Kenia) en om meer impact op de bestemming te hebben werd besloten het programma vooral te richten op het verduurzamen van accommodaties in die bestemmingslanden middels Travelife. De verschuiving naar Travelife als kernonderdeel van het programma ging gepaard met een verschuiving in de coördinatie van IDH door IDUT en Travel Foundation naar de ANVR. Hieraan lagen verschillende oorzaken ten grondslag. Hoewel het IDH-project in 2009 al enkele jaren in de maak was, waren de enige deelnemers uit de toeristische sector ANVR, Travel Foundation, Baobab, Sawadee Reizen en TUI Nederland. Andere partners waren onder meer Wageningen Universiteit, Cordaid en IUCN-NL. Meer commitment van de toeristische sector was nodig om te kunnen voldoen aan de eisen van IDH. Hiervoor zou een vertegenwoordiger van de ANVR touroperators benaderen om het project onder hun aandacht te brengen en brachten ANVR, IDH, Travel Foundation en Wageningen Universiteit een brochure uit met als titel Duurzaam Toerisme. Voor een toekomstbestendige reissector (van de Mosselaer, 2010). In 2010 waren in totaal 10 ANVR-touroperators (Baobab, Corendon, De Reisspecialisten Groep, Fox Vakanties, Kuoni, Oad Groep, Thika Travel, TUI Nederland, Sawadee Reizen, SNP Natuurreizen) betrokken bij IDH. De nieuwe leden boden hun inzet en mankracht aan. Het verkrijgen van financiële toezeggingen was echter vanaf het begin een probleem.

Door mee te werken aan het IDH-programma traden er veranderingen op binnen de ANVR die tot ver na afloop van het programma gevolgen hebben gehad. Zo heeft IDH medio 2009 geleid tot het ontstaan van een nieuwe functie binnen de ANVR, een parttime functie voor een IDH-programmamanager. Later zou deze functie zich meer in het algemeen richten op de implementatie van duurzaamheid, waardoor binnen de ANVR vanaf 2010 voor het eerst iemand zich fulltime richtte op verduurzaming van uitgaand toerisme. 

Desondanks werd het IDH-toerisme programma in 2013 beëindigd. Enerzijds omdat de doelstelling om 15% van de 1000 geselecteerde accommodaties in de 6 bestemmingslanden te certificeren via Travelife niet werd gehaald, anderzijds omdat er geen medefinanciering was vanuit de reissector. IDH was ontworpen rond een medefinancieringsmodel, waarbij de sector naar verwachting 50% van het geld voor projecten zou bijdragen. Na onderhandelingen met IDH werd in eerste instantie overeengekomen dat de toeristenindustrie "in natura” kon bijdragen in plaats van alleen door medefinanciering in contanten. Toen die regels van het spel in 2011 veranderden door een wijziging van organisatiestructuur van het IDH en alleen in-kind bijdragen niet langer geaccepteerd werden, bleek dat de touroperators niet in staat en bereid waren IDH nog langer te steunen. Daardoor verdween langzaam het onderling vertrouwen en eindigde IDH in 2013 het toerisme programma, waarna een deel van de reisorganisaties zelfstandig verder ging met het verduurzamen van de accommodatiesector.

Carmacal

Inmiddels had ook de klimaatcrisis een hogere plaats op de duurzaamheidagenda gekregen. Alhoewel organisaties als Trees for Travel (nu Trees for All) en Stichting Face al sinds 1999 bezig waren met klimaat en toerisme en later voor consumenten klimaatcompensatie programma’s als bijvoorbeeld COOL Flying, in 2002 opgericht door Multatuli Travel en Business for Climate en 2005 hernoemd als GreenSeat, op de markt kwamen, werd na de eeuwwisseling duidelijk dat er meer nodig was. Ook binnen IDH is getracht samen met KLM en enkele touroperators een project te ontwikkelen om de CO2-uitstoot van het toerisme aan te pakken. Duurzame reispakketten zouden CO2-neutraal vervoer combineren met duurzame accommodaties, en rechtstreeks aan de consument worden aangeboden. Concurrentie tussen touroperators verhinderde echter deze samenwerking en daardoor werd het project in 2011 beëindigd. Inmiddels ontstond rond 2010 wel een partnerschap tussen Sawadee en het Centre for Sustainable Tourism and Transport (CSTT) van de Nationale Hogeschool voor Toerisme en Verkeer (NHTV). De 2-jarige samenwerking, resulteerde in 2 rapporten over de CO2-voetafdruk en CO2-reductiestrategie van Sawadee (Eijgelaar & Peeters, 2011; Eijgelaar & Peeters, 2012). De inspanningen van Sawadee werden internationaal erkend door de Responsible Tourism Awards van 2012, waar ze een prijs voor het "beste CO2-reductie-initiatief” kregen. Ook tijdens de vakantiebeurs in 2012 werden de resultaten van de 2-jarige samenwerking met CSTT door de leden van de ANVR-koplopergroep goed ontvangen. Verschillende touroperators, waaronder SNP Natuurreizen, waren ook geïnteresseerd in soortgelijk onderzoek naar hun ecologische voetafdruk. Men was het er over eens dat het probleem niet individueel maar als sector moest worden aangepakt. Dat gebeurde middels een RAAK (Regionale actie en aandacht voor kenniscirculatie) project, gesubsidieerd door de overheid. In 2013 ging het project, geleid door CSTT, van start onder de naam "CARMATOP”. Het project was gericht op het ontwikkelen van een CO2-managementstrategie voor de reisindustrie. CARMATOP eindigde in 2016 en de nieuwe rekenmachine voor CO2 uitstoot (CARMACAL) werd geïntroduceerd. De stichting CARMACAL (ANVR, NHTV, SNP, beheerd door de Climate Neutral Group) nam de operationele aspecten van de tool over na het einde van de CARMATOP-projectcyclus. Touroperators zouden een licentie kunnen kopen en de tool kunnen gebruiken om de CO2-voetafdruk van hun productportfolio te berekenen, en om mogelijke aanpassingen te identificeren om die voetafdruk te verkleinen. Maar, zoals Buijtendijk en Duineveld (2021: 13) onlangs terecht concludeerden: "Toen de reisbranche in 2015 CARMACAL introduceerde – een nieuwe technologie waarmee touroperators klimaatvriendelijke pakketvakanties kunnen ontwikkelen – werd dit gevierd als een groot succes. Internationale duurzaamheidsprijzen werden gewonnen. Touroperators maken echter nauwelijks gebruik van CARMACAL en doorontwikkeling stokte. CARMACAL is dus vooral succesvol als duurzaamheidstrofee. De heersende opvattingen die touroperators hebben over hun product werden nauwelijks doorbroken” (zie ook Buijtendijk et al., 2018 en Buijtendijk, 2021). In 2021 wordt CARMACAL, inmiddels ondergebracht bij Travelife, nog door 1 reisorganisator echt gebruikt. Door anderen is CARMACAL uiteindelijk alleen gebruikt voor berekeningen ten behoeve van CO2 compensatie – een vorm van klimaatadaptatie – en niet voor klimaatmitigatie, wat oorspronkelijk de bedoeling was. Een aantal koplopers besloot daarbij – op basis van CARMACAL berekeningen - klimaatcompensatie op te nemen in de reissom door een collectief contract te sluiten met de Zwitserse organisatie South Pole. Maar het idee om op basis van CARMACAL ook een milieu label voor consumenten te ontwikkelen is nooit gerealiseerd (zie hiervoor Buijtendijk et al, 2018).

Wat de periode 2005-2020 – net als de periode daarvoor – leert is dat samenwerking tussen verschillende partijen (reisorganisatoren, overheden, ngo’s, kennisinstellingen) essentieel is voor verduurzaming van de sector (van Wijk, 2009a; Keller, 2021). Waar op basis van rapport Gaan we te Ver de overheid in 90er jaren samen met brancheorganisaties en ngo’s een sturende rol speelde, heeft diezelfde overheid zich in begin van de 21e eeuw terug getrokken. Daardoor vielen ook de subsidies weg voor ngo’s als SNV en IUCN NL om toerisme programma’s te blijven ontwikkelen en uitvoeren. Als gevolg hiervan werd IUCN NL ook genoodzaakt in 2014 het IDUT-secretariaat aan MVO Nederland over te dragen. De verankering van duurzaam toerisme binnen het breder platform MVO heeft echter niet de gewenste resultaten opgeleverd. Door het ontbreken van ngo’s en overheid werd uitwisseling beperkt tot een steeds kleiner aantal touroperators en onderwijsinstellingen. Ook de toevoeging van organisaties als Landal Green Parks en RECRON, vertegenwoordigers van het binnenlands toerisme, leidde niet tot voldoende draagvlak om het toerisme netwerk overeind te houden. Koplopers binnen ANVR zagen niet langer het nut van wat door sommigen werd aangeduid als ‘praatclub’. Bovendien ontbrak - net als bij de Travel Foundation, IDH en Carmacal - doorlopende (financiële) steun vanuit de reissector.

Naast DTO en Travelife, dat weliswaar nog steeds bestaat maar wel aan een upgrade toe is, bevestigen echter drie uitzonderingen de regel: de campagne tegen de seksuele exploitatie van kinderen in de toerismesector, richtlijnen voor dierenwelzijn en de Plastic Pledge. Bij deze drie uitzonderingen gaat het om acties gericht op het oplossen van voor de reissector concrete en tastbare problemen, met duidelijke doelstellingen en aanpak, ondersteund door op die terreinen actieve ngo’s. Mede dankzij actieve betrokkenheid van (I)ngo’s staan het thema rondom de seksuele exploitatie van kinderen in toerisme via internationale campagnes (dontlookaway.report) en programma’s en samenwerking met toeristische ondernemingen in Nederland en bestemmingslanden in de Tourism Child Protection Code (thecode.org) goed op de kaart. Ook dierenwelzijn (geagendeerd tijdens de Groeneveld conferentie in 2013) staat hoog op de duurzaam toerisme agenda. Mede op basis van initiatieven van TUI Nederland en World Animal Protection (WAP), later aangevuld door andere ngo’s als IFAW, Stichting SPOTS en stichting AAP, hebben zowel internationale brancheorganisaties als ABTA (de grootste brancheorganisatie in het Verenigd Koninkrijk die reisbureaus en touroperators vertegenwoordigt) en ANVR richtlijnen voor touroperators opgesteld. Tenslotte initieerde MVO Nederland in september 2019 de International Tourism Plastic Pledge. De inmiddels 215 ondertekenaars van deze pledge erkennen de noodzaak om samen te werken aan minder plasticvervuiling. Aangesloten zijn reisorganisaties, accommodaties, certificeringspartijen, sectororganisaties, ngo’s en experts.

Conclusie

Wat heeft 40 jaar projecten op het gebied van duurzaam uitgaand toerisme opgeleverd? Ongetwijfeld bewustwording en agendering van en veel informatie over hoe toerisme moet omgaan met vraagstukken op het gebied van bijvoorbeeld dierenwelzijn, de seksuele exploitatie van kinderen in toerisme, plastic, water- en energiegebruik, CO2 uitstoot of armoedebestrijding. Veel van deze informatie is vertaald in documenten en rapporten, presentaties tijdens conferenties en workshops en bijvoorbeeld in Travelife certificering voor accommodaties (vrijwillig) en voor ANVR-touroperators en reisbureaus (verplicht). Maar ondanks alle goede bedoelingen is er vooral in de laatste 15 jaar toch vooral sprake geweest van kortlopende projecten (zoals IDH en TFNL) die door gebrek aan financiering vanuit de overheid en de sector een vroege dood stierven en van vormen van symptoombestrijding die meer structurelere oplossingen uit het zicht houden.

Sinds 2015 ligt de verantwoordelijkheid vooral bij de sector (i.c. ANVR) zelf, vooral vorm en inhoud gegeven via duurzaamheid coördinatoren, een koplopersgroep en DTO/Travelife. Organisaties als TUI Nederland, Better Places en SNP Natuurreizen proberen ieder op hun eigen manier vorm en inhoud te geven aan het duurzaamheidsstreven. Wat ontbreekt echter zijn financiële middelen en de wil binnen de sector en druk vanuit overheid en ngo’s om thema’s collectief verder te ontwikkelen, getuige ook het mislukken van CARMACAL en IDH. Systeemveranderingen van binnenuit zijn dan ook voorlopig niet te verwachten (zie ook van der Duim en Vietor, 2020; Buijtendijk, 2021).

COVID-19 heeft er nu voor gezorgd dat er nu ook nog eens een paar belangrijke pijlers zijn omgevallen. De enorme verliezen bij reisorganisatoren hebben ertoe geleid dat ook de ANVR moet bezuinigen. Mede daardoor heeft het de functie van duurzaamheid coördinator moeten schrappen. Hierdoor zal de ANVR veel minder in staat zijn het peloton van achterblijvers aan te spreken op duurzaamheid. Ook zal hierdoor veel duidelijker worden welke koplopers echte koplopers blijven. Pogingen om de koplopersgroep weer bij elkaar te krijgen zijn in ieder geval tot nu zonder resultaat gebleken. Tenslotte hebben touroperators hun lidmaatschap van MVO-toerisme opgezegd, wat per 1 juli 2020 het einde van dit netwerk heeft betekend. Wat ooit in de negentiger jaren is begonnen als Initiatiefgroep Uitgaand Toerisme, Natuur en Milieu is daarmee verdwenen.

Zijn we min of meer weer terug bij af? Wellicht heeft toegenomen consumentenbewustzijn over natuur, milieu en gezondheid, mede door ervaringen tijdens de COVID-19 pandemie, gevolgen voor de manier waarop we (willen) reizen. Ook is het thema duurzaam toerisme inmiddels goed verankerd in het hoger beroeps- en universitair onderwijs en maken steeds meer bestemmingen zich zorgen over een toekomst met teveel of te weinig (in 2020 en 2021) bezoekers (zie ook RLi, 2020). Maar een infrastructuur (netwerk, geld, menskracht) om duurzaam toerisme verder te ontwikkelen ontbreekt. Echter, wat alom wordt gezien als de ‘olifanten in de kast’ (de klimaat- en biodiversiteitscrises) zullen de sector noodzaken maatregelen te nemen. Ngo’s als Greenpeace en Stichting Natuur en Milieu zullen de komende jaren de druk opvoeren en overheden en bedrijven zullen genoodzaakt zijn daarop te reageren. Ook zullen met name internationale (EU en VN) verplichtingen voor ondernemingen op het gebied van mensenrechten een steeds grotere rol gaan spelen in toerisme. De discussie Gaan we te Ver? is daarmee nog even actueel als in 1994 (zie ook Van der Duim en Vietor, 2020).

Literatuur

  • ANVR (1998). Het Milieu: wat doen we er aan? Nota Duurzaam Toerisme II. Baarn: ANVR
  • Boers, H. en Bosch, M. (1993). De aarde als vakantieoord. Een inleiding over toerisme en milieu. Utrecht: Stichting Milieu Educatie/Breda: NHTV
  • Buijtendijk, H, Blom, J., Vermeer, J.enVan der Duim, V.R.,(2018) Eco-innovation for sustainable tourism transitions as a process of collaborative co-production: the case of a carbon management calculator for the Dutch travel industry.Journal of Sustainable Tourism, 26(7)1222–1240
  • Buijtendijk, H. en Duineveld, M.(2021). Wat de reisindustrie innovatie noemt, maakt het toerisme niet duurzamer. De Stem, zaterdag 26 juni, pagina 13. Zie: https://www.linkedin.com/pulse/wat-de-reisbranche-innovatie-noemt-maakt-het-toerisme-duineveld/?originalSubdomain=nl
  • Buijtendijk, H. (2021). Beware of Chameleons-Chameleons Beware. The propriety of innovation as a concept for the coordination of novelty and change. Insights from the Dutch Outbound Travel Industry. PhD thesis. Wageningen: Wageningen University.
  • Eijgelaar, E. en Peeters, P.M. (2011). Sawadee carbon footprint and carbon reduction strategy report 2010: report on the knowledge transfer project developed under an innovation voucher. Centre for Sustainable Tourism and Transport (CSTT)/NHTV.
  • Eijgelaar, E. en Peeters, P.M. (2012). Sawadee carbon footprint and carbon reduction strategy report FY2011. Centre for Sustainable Tourism and Transport (CSTT)/NHTV.
  • Hummel, J., & van der Duim, R. (2012). Tourism and development at work: 15 years of tourism and poverty reduction within the SNV Netherlands Development Organisation. Journal of Sustainable Tourism, 20(3), 319-338.
  • IUCN-NL(2006), Destination Conservation. Amsterdam: IUCN-NL Tourism team
  • Keller, E. (2021) Sustainable tourism, preaching or practicing? Investigating Dutch tour operators and the development of sustainable outbound tourism in Netherlands between 2005 - 2020. MSc sctriptie. Wageningen Wageningen University & Research
  • Peppelenbosch, P.G.N.en Tempelman, G.J. (1981). Wie wordt er wijzer van al dat gereis? De Derde Wereld als serieuze reisbestemming. Soesterberg: Centrum Kontakt der Kontinenten
  • Rli (2020). Waardevol Toerisme. Onze leefomgeving verdient het. Den Haag: Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur. Zie: https://rli.nl/sites/default/files/rli_advies_waardevol_toerisme_onze_leefomgeving_verdient_het.pdf
  • Stol, A. (1980). Charter naar Bangkok. Sextoerisme, Thailand en de Derde Wereld. Rotterdam: Ordeman
  • Turner, L.en Ash, J (1975), The Golden Hordes. International Tourism and the Pleasure Periphery. London: Constable
  • Van de Mosselaer,F. (2010). Duurzaam Toerisme. Voor een toekomstbestendige reissector. Wageningen: ANVR, TFNL, IDH en WUR
  • Van der Duim, V.R. (2004). Over de zin en onzin van ecolabels. Vrijetijdstudies, 22 (2) 86-87
  • Van der Duim, V.R. (2005). Tourismscapes. Proefschrift.Wageningen University & Research
  • Van der Duim, V.R. (2020). COVID-19 crisis vraagt om fundamentele heroriëntatie op de rol van toerisme in onze samenleving. Vrijetijdstudies, 38 (3) 17-21
  • Van der Duim, V.R. en Vietor, M. (2020). Ons vakantiegedrag bedreigt niet allen het klimaat. Opinie. Het Parool, 24 januari 2020. Zie: https://www.parool.nl/nieuws/ons-vakantiegedrag-bedreigt-niet-alleen-het-klimaat~baf97937/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F
  • Van Egmond, T. (1989). Toerisme: verbroedering of verloedering. Breda: Dienstencentrum voor Toerisme en Verkeer
  • Van Egmond, T. en Ars, B. (1993) Toerisme naar de Derde Wereld: Kansen en bedreigingen. Apeldoorn: Garant
  • Van Marwijk, R.B.M.en Van der Duim, V.R.(2004). Met vallen en opstaan: de invoering van PMZ bij Nederlandse touroperators. Vrijetijdstudies 22 (4): 21-32
  • Van Wijk, J. (2009a). Moving beyond Heroes and Winners. Institutional Entrepreneurship in the Outbound Tour Operations Field in the Netherlands, 1980-2005.PhD thesis. Amsterdam: VU University of Amsterdam
  • Van Wijk, J. (2009b). Voorbij Helden en Winnaars. Institutioneel Ondernemerschap in de Nederlandse Uitgaande Touroperating Industrie, 1980-2005. Utrecht
Trefwoorden: duurzaam toerisme, beleid, reisbranche, reizen, vakanties

CELTH
 





   

   

   
   
   

   

||| Nieuws |||

13/12/24
Nederland moet niet wachten op uitspraak klimaatzaak, maar zelf voorloper zijn
Terwijl het Internationaal Gerechtshof momenteel een historische uitspraak voorbereidt over de juridische verplichtingen van landen om klimaatverandering tegen te gaan, benadrukt Transversal Professor of Sustainability Transitions Frans Melissen van de Breda University of Applied Science het belang van proactieve actie. Nederland, dat vaak als voorloper op duurzaamheidsgebied wordt gezien, moet volgens Melissen niet afwachten op deze uitspraak, maar zelf het voortouw nemen.
06/12/24
Exclusief voor leden
Wie wonnen de Columbus Travel Awards?
Op 2 december zijn de jaarlijkse Columbus Travel Awards uitgereikt aan organisaties en personen die zich inzetten voor een betere wereld voor reizigers én de lokale bevolking. Winnaars zijn Koning Aap & Shoestring, Stippl, hetkanWEL en Noorwegen.
03/12/24
Vakantiehuisjes steeds vaker duurzaam gerenoveerd
Steeds meer vakantiehuisjes worden op een duurzame manier gerenoveerd en hebben daardoor minder negatieve impact op het milieu.
02/12/24
Tijd vage duurzaamheidsclaims is voorbij
De speech van ACM-directeur Consumenten Edwin van Houten over toezicht op duurzaamheidsclaims bij het Nationaal Sustainability Congres laat ook zijn visie zien op de toekomst. De tijd van vage duurzaamheidsclaims lijkt voorbij.
29/11/24
Kennisinstellingen samen aan de slag met duurzame gastvrije transities
Het Regieorgaan SIA heeft het SPRONG-programma Gastvrije Transities goedgekeurd en een subsidie van twee miljoen euro toegekend. De nieuwe SPRONG-groep werkt in vier regionale transitiearena’s aan de thema’s klimaatneutraal, brede welvaart, healthy region en regeneratieve gebiedsontwikkeling.
15/11/24
Exclusief voor leden
Verantwoord reizen blijft groeien: Riksja Travel boekt succes
Verantwoord reizen wint aan populariteit, zoals blijkt uit de aanhoudende groei van reisorganisatie Riksja Travel. De organisatie, die nu tot de top 10 grootste touroperators in Nederland behoort en marktleider is op het gebied van verantwoorde rondreizen wereldwijd, zag in 2024 een omzetgroei van 25 procent.
15/11/24
Better Places: Positieve impact maken met reizen
Reisorganisatie Better Places heeft haar Impactrapport over 2023 gepubliceerd en meldt trots de resultaten. De reisorganisatie is een voorbeeld voor anderen en loopt mijlenver voorop in de transitie. Ze minimaliseren de negatieve impact en vergroten de positieve.
13/11/24
Brieven aan de toekomst voor een duurzame wereld
Tijdens de Nationale Klimaatweek, is er een tijdcapsule begraven op de campus van Breda University of Applied Sciences (BUas). Deze symbolische actie benadrukt de urgentie van klimaatverandering en de noodzaak tot verandering. De tijdcapsule bevat brieven aan de toekomst, vol wensen en dromen voor een leefbare wereld.