Vitale Vakantieparken | Deel 6: Carré-debat Opkopen Vakantieparken
Het eerste landelijke congres vitale vakantieparken had als thema ‘Bent u klaar voor de toekomst?’. Voor de organisatie tekenden het ministerie van Binnenlandse Zaken, de provincie Drenthe en Vitale Vakantieparken Drenthe. In een serie artikelen doen we verslag van dit congres. Tijdens een carré-debat wisselden de ruim 50 deelnemers hun standpunten uit rond het opkopen van vakantieparken.
Merlijn Pietersma van ZKA (nu Ginder) leidde het debat. Volgens hem staan we nog maar aan het begin van een grote consolidatiegolf en zullen de miljarden ons nog om de oren vliegen. Hij vond een divers aanbod van groot belang maar had ook de ervaring dat kleine parken zonder beheerder snel verloederen. Ook overheden zijn aan zet en voor gemeenten de schone taak duidelijke grenzen te stellen.
Een carré-debat werkt heel eenvoudig. De deelnemers moeten een standpunt kiezen en dat verdedigen. Er waren vier mogelijke standpunten die varieerden van marktwerking, eisen stellen tot het idee dat het niet vanzelf goed komt. De creatieven onder de deelnemers mochten in het vak ‘Ik heb een beter idee’ hun briljante zienswijze naar voren brengen. En wat leverde het debat op? We hebben per zijde van het carré de inzichten op een rijtje gezet.
1 Laat de markt zijn werk doen
In het vak ‘Laat de markt zijn werk doen’ zaten relatief veel deelnemers die in het opkopen van vakantieparken door ketens juist helemaal geen probleem zagen. Een deelnemer vergeleek de recreatiemarkt met die van supermarkten. Daar heb je naast de grote ketens ook florerende speciaalzaken. En zo zal het de recreatiemarkt ook vergaan. Naast de ketens is er heus nog ruimte voor fijne familiebedrijven. Anderen stelden dat ketens met veel bedrijven ook voor diversiteit kunnen zorgen. Anderen gingen er meer met gestrekt been in en stelden dat ‘bij niet vitale bedrijven gewoon slechte ondernemers zitten’ of dat er ‘gewoon te veel slecht aanbod’ is. Weer iemand anders stelde dat we een probleem hebben omdat het niet goed is gegaan, waarmee werd gedoeld op de vele protesten van jaarplaatshouders die na vele jaren de camping afgebonjourd werden.
2 Eisen stellen
In het vak ‘Eisen stellen’ werden veel oplossingen aangedragen om enerzijds het uitponden minder interessant te maken en aan de andere kant ondernemers te helpen met de financiering. Ook werd gewezen op het feit dat het juridisch en ruimtelijk instrumentarium waarmee ondernemers te maken hebben heel ingewikkeld is. Velen waren het neo-liberalisme wel voorbij en wilden verplichtingen stellen aan zowel kopers als verkopers. Zo kunnen bij nieuwe parken eisen worden gesteld rond toeristische exploitatie, verplichte verhuur en een bedrijfsmatige exploitatie. Breder getrokken moeten recreatieondernemers meer denken vanuit bestemmingsmanagement en om de natuur te redden moet meer worden gewerkt aan recreatiezonering. Gemeenten kregen nog een opdracht mee door niet alleen te denken aan parken die te vitaliseren zijn want juist bij niet vitale vakantieparken ligt een koper met herstructureringsplannen op de loer. Tot slot legde een deelnemer nog een klein bommetje onder de sector door te stellen dat het uitponden van nu heel goed kan gaan maar ook het grote probleem van de toekomst kan worden.
3 Het komt niet vanzelf goed
In het derde vak zaten vooral deelnemers die denken dat het niet meer vanzelf goed komt. ‘De tijd van pappen en nathouden is voorbij”, karakteriseerde een deelnemer het treffend. Een ander vond dat het tijd voor actie was en ondernemers moeten met wortel en stok worden verleid tot de juiste keuzes. Voor permanente bewoning was weinig compassie: "Mensen die op een recreatiepark wonen, zijn bewust door ‘rood’ gereden.” Toch zit daar ook een probleem want we zitten met een huisvestingsprobleem en de overheid stuurt maar wat graag ‘probleemgevallen’ naar onze sector door die er vervolgens door de handhaving van die eigen overheid weer vanaf gezet worden. Toch zag deze groep ook lichtpuntjes want we worden als sector steeds volwassener benaderd. "Perspectief bieden aan alle actoren”, was wel essentieel en dat vereist vanuit de overheid veel meer regie en menskracht.
4 Ik heb een beter idee
De groep die een beter idee had, was vooral sterk in de analyse van de ontwikkelingen op vakantieparken. Zo stelden ze dat uitponding niets met toerisme te maken heeft maar vooral een vastgoedmarkt is. Ook zagen ze problematische uitponding vooral op toeristisch zwakke locaties. En als het gegarandeerde rendement voorbij is, ligt verloedering op de loer. Oplossingen waren er ook. Zo moeten er provinciale visie komen waarin duidelijk staat waar uitponding wel (toeristische locaties) en waar niet (niet-toeristische locaties) kan. Om de verleiding van het grootkapitaal te weerstaan moet de overheid ontwikkelfondsen inrichten voor ondernemers die willen investeren. Goede ondernemers moeten daarnaast ondersteund en begeleid worden. Waar ongewenste ontwikkelingen plaatsvinden moet meer dwang worden toegepast. Desnoods parken aan tafel zetten totdat een oplossing wordt gevonden. Dat vereist een krachtdadige overheid en die zagen nog niet veel deelnemers: "Onze opdracht is zo complex dat er meer kennis en mankracht moet komen bij gemeentes. Er moet een enorme switch komen op gemeente huizen door meer integraal te gaan werken. Daarnaast moeten we ons ook realiseren dat niet alle van de 25% niet-vitale bedrijven een toekomstperspectief hebben. Voor nu is het vooral zorgen dat de kraan niet blijft lekken en bedrijven in de gevarenzone komen. Een gesprek kan al met een simpele vraag starten: "Waarom lukt het niet meer?”. Voor bedrijven waar ondanks alle hulp geen perspectief meer is, kan de bulldozer de enige harde maar doeltreffende oplossing zijn.
Gisteren publiceerden we deel 5 over toeristische ondernemerschap / morgen deel 7: De afsluiting