Een pluim voor toegankelijkheid. Goed voorbeeld doet volgen.
Inclusieve vrijetijd voor alle mensen met een beperking.
In gesprek met Rick Brink, de eerste minister van Gehandicaptenzaken, over inclusiviteit, toegankelijkheid en welkom zijn. Momenteel is Rick directeur Belangenbehartiging bij Stichting SWOM (Studeren en Werken Op Maat), ambassadeur van het Gehandicapte Kind, en adviseur en spreker op het gebied van inclusie.
Peter Horsten en Simon de Wijs zijn docent en onderzoeker bij domein Leisure & Events van Breda University of Applied Sciences.
Minister van Gehandicaptenzaken is een aansprekende baan waarin je het verschil kunt maken. Hoe ben je minister geworden en met welke ambitie stapte je in dit traject?
Het begon eigenlijk als een grap. Ik was destijds fractievoorzitter namens het CDA in Hardenberg en werd door een aantal zorgbestuurders getipt dat de KRO-NCRV een programma ging starten om een minister van Gehandicaptenzaken aan te stellen. Zij vonden de combinatie van media en politiek wel bij mij passen. Gelukkig werd ik, als jongen uit de provincie, uitgenodigd om naar Hilversum, het Media-Mekka van Nederland, te komen. Op de eerste vraag "Hoe zou jij het ministerschap invullen?” gaf ik aan dat ik snapte dat KRO-NCRV een mediabedrijf is waar impact een grote rol speelt en dat je dat op verschillende manieren kunt doen. Er zijn mensen nodig die op het Malieveld willen staan, maar dat is niks voor mij. Ik zie mezelf krachtiger vanuit de dialoog. Voor mij moest de link naar de politiek duidelijk gelegd worden. En er moesten doelen gesteld worden die binnen een jaar haalbaar en zichtbaar waren (aangezien dit de duur van de aanstelling is). Vanuit die politieke lading wilde ik een minister zijn voor alle mensen met een beperking; fysiek, mentaal en alle generaties.
Ik wilde een minister zijn voor alle mensen met een beperking; fysiek, mentaal en alle generaties.
Wat waren de belangrijkste onderwerpen op jouw agenda? Ben je geslaagd in je missie om impact te hebben?
We hebben ons heel veel gemengd in de actualiteiten, pro-actief en re-actief. Toen we een half jaar op weg waren stelden we ons echter de vraag of we ook dingen voor elkaar aan het krijgen waren. Daarna zijn we minder op missie en meer inhoudelijk aan de slag gegaan rondom enkele speerpunten.
Het eerste speerpunt was ons te richten op kinderen. Het streven naar een inclusieve stad hebben we vertaald naar samen naar school gaan en samen spelen. Kinderen leren het makkelijkste in de speeltuin wat beperkingen en verschillen zijn wanneer niet iedereen er hetzelfde uit ziet als zijzelf. Met een knipoog naar het Pensioenakkoord, hebben we een ‘Samen Speelakkoord’ opgesteld met daarin opgenomen organisaties die zich committeerden met concrete beloften. Het ministerie VWS faciliteerde een ‘Samen Spelen Netwerk’ voor gemeenten voor kennisdeling en om speelplekken concreet te realiseren. Daarbij stapten ook Gehandicapte Kind, Jantje Beton, Hogescholen Utrecht, Stichting Jongeren op Gezond Gewicht, KRO-NCRV, en vele anderen in. Samen hebben we kunnen bewerkstelligen dat dit op de agenda van VWS staat. Bovendien zijn er meer van deze speeltuinen in het land gekomen. Kamerleden werden meegenomen naar deze plekken om ze duidelijk te maken dat als ze over vijf jaar daadwerkelijk een inclusieve samenleving willen zijn, juist dit de plekken zijn waar ze moeten beginnen.
Benoeming Minister
Rondom het tweede speerpunt ‘studenten met een beperking’ hebben we samen met de stichting Studeren en Werken op Maat een stagedesk ontwikkeld, gesubsidieerd vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken. In een jaar ga je natuurlijk niet de hele arbeidsmarkt hervormen, maar wanneer je aan de voorkant van het arbeidsproces voor elkaar krijgt dat deze doelgroep makkelijker aan een stage komt, dan heb je daar op lange termijn profijt van.
Ten aanzien van het derde speerpunt omtrent eenzaamheid hadden we een periodiek overleg met VWS en minister Hugo de Jonge. En ondanks dat je elkaar soms uitdaagt en corrigeert, bijvoorbeeld omtrent de hele discussie rondom hulpmiddelen, probeer je toch bovenal te zoeken waar je elkaar kunt helpen. Zo werd de discussie rondom eenzaamheid in beginsel heel smal gemaakt gericht op ouderen met leuke spotjes waarin oma met de kleinkinderen op vakantie ging. Versmallen is handig om snel resultaten te kunnen boeken. Maar we hebben gelukkig ook de aandacht kunnen verbreden naar allerlei groepen met een beperking die niet eenvoudig op vakantie kunnen.
Het leuke aan wat begon als een grap, is dat mensen mij naar verloop van tijd gingen zien als een echte minister. We bouwden een enorm netwerk op, werden gesprekspartner van het kabinet en kregen daadwerkelijk dingen voor elkaar. Ik had graag na afloop van het jaar de nieuwe minister de hand willen schudden om geboekte resultaten uit de eerste periode te etaleren en een boost te geven om door te pakken.
De crux zit hem in het betrekken van ervaringsdeskundigheid in beleidsontwikkeling.
Helaas is er (vooralsnog) geen nieuwe minister voor Gehandicaptenzaken geïnstalleerd. Maar stel dat dit alsnog gebeurd, wat verdient dan aandacht en welke nieuwe partijen moeten er dan aanschuiven?
Het is de stichting Het Gehandicapte Kind een doorn in het oog dat passend en inclusief onderwijs nauwelijks van de grond komt. Dat heeft onder andere te maken met de barrière tussen de ministeries OCW en VWS. Belangrijkste is dat buiten kaders en budgetten (van bijvoorbeeld onderwijs en zorg) om gedacht gaat worden. Meer integraal denken vanuit de persoonlijke omstandigheden van individuen en wat daarbij nodig is. Om inclusief onderwijs te laten slagen moet het hele systeem om. De innovatieve projecten die momenteel plaatsvinden gebeuren alleen door schoolbestuurders met lef om de regels te omzeilen. In maart (2021) hebben we een petitie aangeboden aan de Tweede Kamer om te benadrukken meer werk te maken die barrière te slechten. Ook een groei van het aantal ‘Samen Naar School’ klassen van 40 naar 60 zou een realiseerbaar doel zijn.
Daarnaast hebben mensen in het kader van corona geleerd dat ze heel goed hybride kunnen werken en leren. Daarin moet je echter niet doorslaan, want dan krijg je een exclusieve arbeidsmarkt en exclusief onderwijs waarin iedereen met een beperking thuis zit. De juiste balans heft wel deels een mobiliteitsarme situatie op. Ik hoor bijvoorbeeld van mensen met autisme dat zij door een betere balans in dagen thuis en op kantoor hun autisme minder ervaren. Ook de Sociaal Economische Raad onderkent deze kansen. Nu is het moment voor de nieuwe minister om hiervan ook bedrijven en onderwijsinstellingen te overtuigen.
Tot slot is bij het vormgeven van beleid belangrijk dat ervaringsdeskundigen ingezet worden. Ondanks toenemende investeringen blijkt dat dit meestal niet leidt tot een toename van participatie. Over heel veel mooie plannen wordt diep nagedacht, maar als je vraagt wat de doelgroepen er nu zelf aan hebben, dan blijft het antwoord te vaak schuldig. De crux zit hem in het betrekken van ervaringsdeskundigheid in beleidsontwikkeling. Er is nog steeds een kloof te dichten tussen de systeemwereld van instanties die programma’s bedenken en de leefwereld van mensen. Gemeenten en ministeries moeten deze stap zetten. Sterker nog, wanneer een plan is vormgegeven met en door de ervaringsdeskundigen zelf, wie is de gemeenteraad of de Tweede Kamer dan om hier tegenin te gaan? Dus minder focussen op enkel de betrokkenheid van instituten, bedrijven en organisaties bij beleidsontwikkeling en veel meer focus op de betreffende individuen zelf.
Het belangrijkste is dat je buiten kaders en budgetten om moet denken.
Zie je groepen die we nog te veel over het hoofd zien?
Het is vaak de stille meerderheid die je niet hoort en daardoor niet de erkenning krijgt die ze verdient. Er is een grote groep mensen met onzichtbare beperkingen. Denk aan mensen met autisme, mensen die overprikkeld raken, mensen met een licht verstandelijke beperking, mensen met taalontwikkelingsstoornis. Allemaal beperkingen die je niet ziet maar deze zijn er wel. Als ik met een grote rolstoel binnenkom is er aandacht voor, of ik het nu wil of niet. Maar als jouw beperking niet zichtbaar is en je telkens uit moeten leggen wat je hebt, dan voel je weinig erkenning. Ik sprak bijvoorbeeld een meisje met een taalstoornis, die wanneer ze in de kroeg aangesproken wordt door een jongen wel weet wat ze wil zeggen, maar niet uit haar woorden komt. Iedereen denkt dan dat ze hartstikke lazarus is, terwijl dat niet zo is. Het is nodig dat we voor deze onzichtbare beperkingen meer aandacht hebben.
In 2018 werd Hardenberg aangewezen als meest toegankelijke stad van Nederland. Recent is Stein aangewezen als winnaar. Wat kenmerkt deze steden?
Hardenberg heeft een gemeentebestuur dat ademt dat alle mensen mee moeten doen en dat we elkaar moeten helpen. ‘Ben zo gastvrij dat iedereen echt volwaardig mee kan doen in alle domeinen van het leven’ is het uitgangspunt. Er is een zeer brede agenda opgesteld, die niet alleen gaat over toegankelijkheid voor mensen met een beperking, maar bijvoorbeeld ook over taligheid en laaggeletterdheid. Het college heeft zichzelf echt laten onderdompelen om te ervaren hoe het is om bijvoorbeeld niet te kunnen zien. Dat gaat verder dan fysieke toegankelijkheid en vooral ook over gelijkwaardige bejeging van mensen. Die brede aanpak maakt dat ze de prijs hebben gewonnen.
Een illustratief voorbeeld van wat er mis kan gaan is bijvoorbeeld bij de opening van een theater waarbij we in discussie raakten over hun toegankelijkheid voor mensen met een rolstoel. Wat men zich vaak niet realiseert is dat als je daar binnenkomt terwijl alle gangen worden vrijgemaakt, je direct drie glazen drinken aangereikt krijgt, en je jas nog net niet van je afgepakt wordt, dat dit ook niet goed voelt.
Dit sociale aspect begrijpt Stein juist heel goed. Stein start bij kinderen in de buurt en op school. Er zijn veel projecten gericht op inclusief onderwijs, integratie tussen regulier en speciaal onderwijs. Mensen met een beperking gaan langs basisscholen en leggen laagdrempelig uit dat ze een been missen. Kinderen mogen rondrijden in hun rolstoel om te ervaren dat het niet eng is. Het directe contact is ontzettend belangrijk. Ik ben zeer gecharmeerd van hetgeen ontstaat wanneer we jongeren met elkaar in contact brengen. Door samen op te trekken leren ze elkaars leven kennen, ontmoeten ze elkaar en ondergaan ze elkaars situatie. Samen gymoefeningen doen is in het begin spannend, maar vervolgens zie je mooie contacten ontstaan. Dat zijn leuke kruisbeschrijvingen.
Helaas zie je veel gemeenten nog te vrijblijvend omgaan met het uitgangspunt dat iedereen met een beperking dezelfde rechten moet hebben en onbeperkt mee moet kunnen doen. Alle gemeenten zouden moeten werken aan een Lokale Inclusie Agenda. Als ze het niet doen is er nu echter geen haan die er naar kraait. Geen korting op budgetten, vaak überhaupt geen vraag omtrent resultaten. Ieder begin is lastig. Maar we ontkomen er niet aan hier vijf jaar na instelling van het VN-gedrag toch meer dwang op te gaan zetten. Meer geld geven lost het helaas niet direct op, want veel gemeenten hebben een tekort op de WMO en de jeugdzorg. En wanneer je extra geld geeft gaat het vaak linea recta daarheen. Het is dus zeer belangrijk om geld juist te labelen.
We hebben van corona geleerd dat hybride werken en leren kansen biedt.
De Erasmus Universiteit Rotterdam won in 2021 ‘De Bart’ als meest inclusieve werkgever van Nederland. Wat is de waarde van zo’n prijs en welke criteria worden daarbij gehanteerd?
Ik werk bij de stichting Studeren en Werken Op Maat, die hogeropgeleiden met een beperking begeleidt naar werk. Een doelgroep waarvan de overheid denkt dat ze zichzelf wel redden, maar dat is lang niet altijd zo. We plaatsen zo'n 270 jongeren per jaar met een uitvalpercentage onder de 10%. Wij gaan daarbij voor duurzame plaatsingen. We maken altijd een faciliterings- en signaliseringsbehoefteplan. Inzichtelijk wordt gemaakt wat de kandidaat nodig heeft om goed te functioneren, alsmede wat je als leidingsgevende of collega kunt doen. Deze groep is vaak al teleurgesteld in het leven en wij willen voorkomen dat dit ook op het gebied van werk het geval is.
Onze oprichter en voorzitter heet, en dat is geen grap, Bart de Bart. Vaak is iets pas nieuwswaardig als het escaleert, mislukt of als er misstanden zijn. We reiken ‘De Bart’ juist uit om onze doelgroep op een ‘positieve manier’ in het nieuws te krijgen. De Erasmus Universiteit Rotterdam won de prijs, omdat zij de meeste plaatsingen realiseerden en veel partijen wisten te verbinden. Je kunt ze zien als onze beste ambassadeur. Als gevolg van de media-aandacht werden we in de kortste tijd gebeld door talloze organisaties die ook mee willen doen. Die positieve vibe is wat je wil bereiken met zo'n prijs. In zowel Stein als Hardenberg geven ze bijvoorbeeld een pluim aan ondernemers in de stad die heel toegankelijk zijn. Hier aan de Vecht zit bijvoorbeeld een horecaondernemer met een prachtig dakterras. Hij investeerde zelf in een traplift die ervoor zorgt dat mensen, die slecht ter been zijn of in een rolstoel zitten, gewoon naar boven kunnen. Deze initiatieven moeten in de etalage, want goed voorbeeld doet volgen.
Als we een prijs zouden uitreiken in het vrijetijdsveld, welke organisaties zou jij dan nomineren?
In mijn periode als minister hebben we een zomertour gehouden, langs tal van festivals en evenementen, om te kijken wat aan toegankelijkheid gedaan werd. Theaterfestival Boulevard is heel bevlogen en kijkt bijvoorbeeld hoe ze een voorstelling toegankelijk kunnen maken voor mensen die blind of doof zijn. Ik heb prachtige voorstellingen met audiodescriptie gezien waarin belevenisvol verteld werd wat er te zien is. En natuurlijk de Zwarte Cross, die een MIVA Las Vegas tent hebben ingericht als mindervalidenhotel. Je hebt immers pas een totaalbeleving op een festival, als je ook kunt overnachten. Echte inclusie zie je ook bij de Sneekweek met hun geïntegreerde wedstijd voor alle categorieëen. Een speciale boot neemt deel waardoor mensen met een beperking met anderen in gelijkwaardigheid kunnen zeilen.
Met betrekking tot cultuur denk ik aan het Rijksmuseum. Zij hebben een divers programma voor alle groepen met een beperking om kunstbeleving mogelijk te maken. Met 3D-print replica’s van beelden, audio-ondersteuning, stilteruimtes op aanvraag, voorbereidingsinformatie voor mensen met autisme en legio aanpassingen in de fysieke ruimte voor mensen in een rolstoel.
Waar ik tevens gecharmeerd van ben zijn sportverenigingen die out-of-the-box durven denken. In Hardenberg was er een jongen die graag wilde zitvolleyballen. In een kleine stad is echter niet de capaciteit om een team op te stellen met mensen met een beperking. Binnen de volleybalvereniging stond echter een groep mensen op die aansluitend aan hun reguliere training een uur in de week met deze persoon gingen zitvolleyballen. Bij voetbalverenigingen zie je de opkomst van walking voetbal dat niet alleen geschikt is voor ouderen maar ook voor mensen die snel overprikkeld raken. Het feit dat verenigingen met veel creativiteit aanpassingen doorvoeren, zodat iedereen mee kan blijven doen, valt te prijzen.
Binnen de verblijfsrecreatie is Avavieren een mooi voorbeeld. Het is een vakantiepark met aangepaste bungalows die prikkelarm ingericht zijn. Alles wat je nodig hebt om lekker te kunnen recreëren is daar beschikbaar voor iedereen. Animatie voor gezinnen met kinderen met en zonder beperking, zodat ouders ook gerust eens een moment samen op pad kunnen. Ik zou willen dat alle parken in Nederland deze brede scope hanteren. Dat geldt ook voor de aanpak van gemeenten ten aanzien van speeltuinen. Niet alleen investeren in een schommel of wip voor kinderen in een rolstoel, maar ook in elementen die meerdere zintuigen prikkelen. Dat je dingen kunt voelen, ruiken, horen. Een gladde tegel of een tegel met een ribbel neerleggen, dat maakt financieel niet zoveel uit. En kan wel een wereld van verschil betekenen.
Er is een kloof te dichten tussen de systeemwereld van instanties die programma’s bedenken en de leefwereld van ervaringsdeskundigen.
Hoe til je dit soort successen op naar een hele sector?
Dat kan door het verbinden en uitbouwen van communities. Ik ben bijvoorbeeld ambassadeur van de Community Toegankelijke Recreatie met daarin alle grote recreatie-ondernemers van Nederland. Dit is ontstaan in coronatijd omdat in de 1e golf veel organisaties zich afvroegen hoe ze ook voor mensen met een beperking binnen de 1,5-meter samenleving een leuk uitje konden organiseren. Binnen de community worden ervaringen gedeeld, ontstaat kruisbestuiving en wordt gezamenlijk gezocht naar oplossingen. Deze community bestaat nog steeds en het belang daarvan is tweeledig. Ten eerste heeft iedereen behoefte aan vrijetijdsbesteding en recreatie. Kunnen deelnemen is helaas niet altijd vanzelfsprekend voor iedereen en dat verdient extra inspanning en kennisdeling. Daarnaast is dit vanuit het perspectief van de ondernemer ook lucratief, want wanneer je toegankelijk bent voor alle klanten, boor je een enorm nieuw potentieel aan, dat ook vaak vergezeld wordt. Omgekeerd, wanneer een restaurant niet rolstoelvriendelijk is, ga ik daar niet eten. Maar ook mijn familie en vrienden gaan niet op dat moment. Investeren in toegankelijkheid heeft dus een dubbel economisch effect. Recron, Hiswa, pretparken, dierentuinen en vakantieparken zien hier steeds meer de noodzaak van in.
Zie jij kansrijke initiatieven als je jouw blik van de aanbodzijde naar de vraagzijde met deelnemers en consumenten verplaatst?
Veel mensen met een beperking hebben eigen websites waarop ze bijhouden vanuit eigen ervaringen welke activiteiten en attracties de moeite waard zijn om te bezoeken. Social media kent veel communities waar informatie gedeeld wordt rondom bepaalde beperkingen en ook rondom aantrekkelijke vrijetijdsbestedingen. Wat je ziet is dat ouders met kinderen met een beperking dit soort platforms gebruiken op zoek naar leuke uitstapjes. En dan krijgen ze een breder en beter toegesneden verhaal in hoeverre een bepaald attractiepark toegankelijk is dan enkel gebaseerd op de informatie van de organisaties zelf. Mensen moeten niet teleurgesteld worden. Een eerlijk verhaal vertellen, wat wel en niet kan, is daarom een ‘must’.
Zijn er tot slot nog ontwikkelingen die nieuwe kansen bieden of juist bedreigingen vormen?
Er ontstaan tal van innovaties waardoor mensen op hun werk op een gezonde manier de eindstreep kunnen halen richting hun pensioen. Dit biedt ook kansen voor mensen met een beperking. Kijk naar de ontwikkelingen rondom het exoskelet, 3D-printing of VR-brillen. Daar liggen heel veel kansen. Maar dan hoor je al snel vanuit de overheid ‘maatwerk, dus te duur’. Ik benadruk liever rendement. Stel iemand kan met een rolstoel meer, dan betaal je misschien aan de voorkant meer geld, maar realiseer je misschien wel dat deze persoon hierdoor de stap kan maken naar werk vanuit een uitkering. Moet je eens kijken wat dat doet met de staatskas. Technologie biedt zoveel nieuwe kansen. Mijn pleidooi is niet ‘gooi er maar een bodemloos budget tegenaan’, maar ik doe graag de oproep niet zo snel te schrikken van het toepassen van maatwerk. Bewandel de randjes dan komen er nieuwe mogelijkheden.