40 jaar Vrijetijdstudies: Kritische blik op de sector
Het schrijven van deze bijdrage was een goede reden om eens terug te kijken in de Vrijetijdstudies die zijn verschenen tussen 2008 en 2018. In mijn eerste redactioneel uit 2008 schreef ik: "Een verscheidenheid aan onderwerpen, de ruimte voor debat in het Forum en de andere, veelal kortere, bijdragen bieden de lezers een goede blik op het veld van de vrije tijd. Deze verscheidenheid zou ik ook in de komende nummers van Vrijetijdstudies willen blijven zien. Ontmoetingen tussen verschillende werelden leiden immers vaak tot iets nieuws.” Deze gewenste verscheidenheid is iets wat ik zeker terugzag in de artikelen. De volgende titels laten deze verscheidenheid goed zien: "De beleving van klassieke muziek: Waarom liefhebbers van klassieke muziek concerten bezoeken” (Meintje de Roest en Andries van den Broek, 2008-2), "Olympisch doel staat in schaduw van de reis” (Paul Hover en Koen Breedveld, 2009-4), "Hoe bezuinigt de Nederlandse vakantieganger?” (Fred Bronner en Robert de Hoog, 2011-3), "De betekenis van erfgoed voor regionale ontwikkeling” (Elke Ennen en Ben Offringa, 2013-3) en "‘Ik vond het gewoon grappig eigenlijk’: Grensoverschrijdend gedrag op het voetbalveld” (Inge Claringbould, Ramón Spaaij en Jeroen Vermeulen, 2017-2). Vooral deze laatste is, helaas, actueler dan ooit.
In deze periode hebben we geprobeerd het tijdschrift voldoende relevant te houden. Niet alleen door de verscheidenheid aan artikelen en hieraan gekoppelde themanummers. We hebben dit ook gedaan door nieuwe rubrieken toe te voegen (studentenbijdragen) en bestaande rubrieken (signalementen) aan te passen. Ook zijn er wijzigingen aangebracht aan het uiterlijk van het tijdschrift en zijn de artikelen digitaal beschikbaar gemaakt via een kennisbank. Ook Vrijetijdstudies moet immers met de tijd meegaan. :)
Maar sommige dingen veranderen niet. Een van mijn voorgangers, Jaap Lengkeek, schreef al bij het 25-jarige jubileum dat sommige zaken wijzigen, maar dat er ook veel zaken constant blijven: "De saaie vormen van recreatie zijn nog immer populair en worden hooguit opgesierd door prikstokkelende Nordic walkers, maar verder houdt men nog steeds van wandelen en fietsen.” Ik zou hieraan toe willen voegen dat dit ook geldt voor de aandacht voor verschillende onderwerpen in/van onderzoek, beleid en praktijk. Er zijn veel, en wellicht te veel, onderwerpen die nog steeds actueel zijn: Het belang van beweging voor kinderen (die afneemt), discussies over duurzaamheid (die vaak het onderspit delft in afweging met economische belangen) en het belang van openbare ruimte (die niet altijd inclusief zijn), zijn een paar onderwerpen die nog steeds aandacht krijgen en verdienen. Helaas worden veel debatten al (te) lang gevoerd. Debatten zijn uiteraard goed, maar vooruitgang op een aantal terreinen is onvoldoende.
Na het bekijken van de verschillende nummers, bleef met name een nummer uit 2011 in mijn hoofd zitten. In het redactioneel, getiteld "Het einde van een tijdperk”, sta ik stil bij het opheffen van Kennis Centrum Recreatie. Deels omdat ik daar, toen het nog Stichting Recreatie heette, met veel plezier heb gewerkt. Ik denk terug aan de verschillende inhoudelijke projecten die we hebben opgezet en uitgevoerd, en aan de bijeenkomsten die we organiseerden om kennisuitwisseling tussen onderzoek, beleid en praktijk te stimuleren.
Maar hiernaast toch vooral omdat ik denk dat het KCR een belangrijke functie had en dat de ontwikkeling van kennis op het brede terrein van de vrijetijdstudies blijvende aandacht verdient. Zoals ik toen schreef "is het natuurlijk zo dat de sector op eigen benen moet staan, maar kennis en onderzoek is niet alleen een verantwoordelijkheid van de private sector.” De KCR vervulde hierbij een cruciale rol, een rol die wat mij betreft niet voldoende is opgepakt door anderen.
Maar zonder kennisontwikkeling is er geen kennisuitwisseling mogelijk. Vrijetijdstudies is nog steeds een relevant platform om nieuwe kennis te publiceren, ook al wordt er steeds meer in het Engels gepubliceerd. Tegelijkertijd zou Vrijetijdstudies (weer?) een rol kunnen spelen bij kennisontwikkeling. Wellicht is het herintroduceren van het FORUM als rubriek waarin een vraagstuk vanuit verschillende perspectieven wordt bediscussieerd, waarin onderzoekers, beleidsmakers, ondernemers en anderen met elkaar in discussie gaan, een goed idee. Bij deze kennisontwikkeling zou wat mij betreft de focus niet zo zeer moet liggen op de economische bijdragen van de sector maar veel meer op de maatschappelijke betekenis en verantwoordelijkheid van de sector.
Maatschappelijke betekenis vanwege het feit dat vrijetijdsbesteding een belangrijke bijdrage kan leveren aan een (sociaal) gezonde bevolking. De fysieke ruimten, en dan met name groene publieke ruimten, spelen hierbij een cruciale rol. Voldoende groene ruimten zijn helaas nog niet overal aanwezig.
Maatschappelijke verantwoordelijkheid, omdat we nadrukkelijker dan nu inzicht moeten geven op welke wijze de vrijetijdsector een bijdrage kan en moet leveren aan bredere maatschappelijke vraagstukken zoals het beter omgaan met ons koloniale verleden, zorg dragen voor een inclusieve maatschappij en klimaatverandering. In 2009 werd al gesteld dat een crisis, toen de Mexicaanse griep en een economische crisis, kansen creëert om de duurzaamheid van onze samenleving te vergroten. De huidige crisissen laten helaas zien dat ook anno 2022 dit geen garanties biedt.
Uiteraard zijn er onderzoekers die hieraan al een goede bijdrage leveren en hebben geleverd. Zo is Paul Peeters al decennia bezig inzicht te geven in de gevolgen van toerisme op het klimaat en probeert hij te laten zien hoe we klimaatemissies kunnen verminderen. In zijn proefschrift (2017) stelt hij voor om via internationaal beleid alle landen een maximumaantal vluchten toe te wijzen en de CO2-uitstoot en vliegtickets zwaar te gaan belasten.
Een meer recent voorbeeld is de bijdrage die Meghann Ormond levert via het Roots Guide project. Roots Guide is een interactieve, reflexieve gids van Nederland. Hierin vertellen 34 mensen met uiteenlopende interne en internationale migratie-ervaringen hun eigen perspectief en ervaringen om gebruikers rond te leiden door ‘ons Nederland’. Op deze wijze willen zij het koloniale erfgoed van het land, inclusief het slavernijverleden, een zichtbaar onderdeel maken van onze geschiedenis, omdat dit tot op heden opvallend afwezig was.
Ook het recente initiatief van CELTH en Wageningen Universiteit om te komen tot een (toerisme) kennisagenda zou wat mij betreft moeten focussen op maatschappelijke betekenis en verantwoordelijkheid. Hiernaast is het belangrijk dat een kennisagenda is ingebed. Er is samenwerking nodig tussen onderzoek, beleid en praktijk. Zoals Jaap Lengkeek schreef: "Wat men van het oude concept van de Stichting Recreatie kan leren is dat een actief, effectief en veelomvattend netwerk meer continuïteit in kennis oplevert, dan wanneer men verwacht dat afzonderlijke organisaties en deelnetwerken deze wijsheid in pacht hebben.”
Tot slot, door persoonlijke omstandigheden kon ik in 2018 helaas geen laatste (afscheids)redactioneel schrijven. Ik ben blij dat ik dit deels nu heb kunnen doen. Ik wens Vrijetijdstudies een mooie toekomst en hoop dat er aandacht blijft voor een kritische blik op de sector waarbij het volgens mij van cruciaal belang is dat het wetenschappelijke karakter van het tijdschrift voldoende in ere wordt gehouden.
Karin Peters
Hoofdredacteur 2008-2018