Op naar een betere wereld
Besproken boek: TOERISME IS DOOD, LEVE DE REIZIGER; Reisgids voor de transitie Elke Dens, Jelleke de Nooy van Tol, Dieuwke Reuvers, Herman Toch; Pelckmans Uitgeverij, Kalmthout (B), 2022; 256 pp.; ISBN 978-94-6401-608-6
Bespreking door Ben Offringa; Academie voor Toerisme; BUas Breda University of applied sciences.
De titel ‘toerisme is dood, leve de reiziger’ is provocerend, met opzet natuurlijk. Het impliceert de wens van de auteurs dat er na corona een ander, vooral beter en eerlijker vorm van toerisme gaat ontstaan. Liever gezegd: reizen. Reizen staat voor je openstellen voor de ander, ervoor zorgen dat je geen onherstelbare schade aanricht, en dat de ontvangende samenleving niet wordt uitgebuit. De reiziger is een andere persoon dan de toerist. Het heeft er momenteel alle schijn van dat de auteurs de spreekwoordelijke roependen zijn in de woestijn. Corona heeft van ons geen zachtaardige reizigers gemaakt maar uitgehongerde toeristenwolven die zich met overgave op de buit storten nu het weer kan.
De laatste hand aan dit boek is gelegd in de nadagen van corona en in de begindagen van de invasie in Oekraïne. Met name corona is de aanleiding voor de auteurs om stil te staan bij de manier waarop toerisme zich in de loop der jaren ontwikkeld heeft tot sprinkhanenplaag. Is het verstandig om na de corona-pauze op die oude weg door te gaan?Was de publicatie iets later verschenen dan hadden ze het antwoord van de (Westerse) mensheid op die vraag mee kunnen nemen: we gaan weer ongeremd op vakantie, zo vaak en zo ver we maar kunnen, zie Schiphol.
Toch blijft het natuurlijk goed om over een beter toerisme na te denken, en dat is waar het boek ons toe wil stimuleren. Het eerste inhoudelijke hoofdstuk van dit boek is in dat verband niet meteen het sterkste. Het neemt ons in vogelvlucht mee door de ontwikkeling van het toerisme door de eeuwen heen. Er wordt een indeling gemaakt in vier fasen: voor 1840 (individueel reizen); 1840 tot 1950 (ontwikkeling toerisme); 1950-2000 (expansie) en na 2000 (economisch toerisme). De ontwikkelingen worden slechts aangeduid en niet diepgaand besproken. Dat kan ook niet in zo’n 20 pagina’s, maar het hoofdstuk geeft mij wel een beetje een hapsnap gevoel. Jammer is ook dat sommige van de hier gebruikte bronnen secundair zijn. Waarom zou je een tekst baseren op een artikel op CNN over Thomas Cook, terwijl er goede en doorwrochte studies over hem en het bedrijf zijn verschenen?
Maar na dit hoofdstuk neemt het boek een andere wending. Het krijgt dan duidelijk vaart want het wordt analytischer en heeft een missie te verkondigen. Daarin volgt het een heel aardige methodiek, het systeemdenkkader van het bedrijf FLRISH van één van de auteurs, Herman Toch.
‘Toerisme is dood….’ ziet de maatschappij als een samenhangend systeem. Een systeem dat uit drie componenten bestaat: het systeem narratief, de systeemarchitectuur en de systeemspelers. Het narratief betreft de waarden, overtuigingen en normen die in de maatschappij worden aangehangen. In onze neoliberale maatschappij heeft dat te maken met individuele vrijheid, meritocratie en het centraal stellen van economische waarden. Zoals het boek aangeeft (p.48): de overtuiging dat Schiphol moet groeien is een duidelijk voorbeeld van zo’n narratief. Hoewel wij na enkele decennia neoliberaal denken bijna geloven dat er geen ander maatschappijbeeld mogelijk is, is dat wel degelijk het geval. Het Rijnlands denken (zie de rubriek Recent Verschenen in dit blad) is een ander, meer op maatschappelijke samenhang gericht narratief. Eerder in de vorige eeuw was dat het overheersende narratief in Nederland. Een wisseling van narratief is dus mogelijk.
De tweede component is de systeemarchitectuur: hoe zit het maatschappelijke systeem in elkaar, welke regels gelden er, welke afspraken zijn er gemaakt, wat is de rol van de overheid en van het bedrijfsleven? Uiteraard is de systeemarchitectuur gebouwd in samenhang met het narratief. Dan is er nog de derde component: de systeemspelers, te weten alle stakeholders die een rol spelen. Dit zijn niet alleen de bedrijven, organisaties en de overheid, maar ook de individuele personen. De invloed van deze spelers hangt sterk af van de positie in de systeemarchitectuur en de verbinding met het narratief. Zo heeft het woord van een dominee in Staphorst een veel grotere betekenis dan in Amsterdam, want in Staphorst geldt deels een ander narratief.
Het boek past het systeemdenkkader vervolgens toe op het toerisme. Het narratief is dat van het economisch gedreven toerisme: inspelen op de vraag van de consument, hetgeen een positief effect heeft op het toeristisch bedrijfsleven en via een trickle-down op de welvaart van de ontvangende bevolking. De ook bestaande nadelige effecten van dit toeristische systeem zijn de lezers van dit blad algemeen bekend. Deze effecten brengen de auteurs ertoe om te stellen dat de houdbaarheid van het economisch toeristisch systeem eindig is, en wel op korte termijn. Zij stellen dat de twintiger jaren van deze eeuw een transitieperiode zijn, een overgang naar een ander toeristisch systeem. Dit baseren ze op een aantal ontwikkelingen in de maatschappij, zoals bijvoorbeeld duurzaamheid. Van ooit een marginaal verschijnsel en onderstroom is het nu meer en meer centraal komen te staan, een bovenstroom. Geen enkel bedrijf kan meer om duurzaamheid heen: greenwashing wordt niet meer getolereerd. Daarnaast zijn er de golven die over ons heen komen: eerst corona, toen Oekraïne, en overheersend over alles: de klimaatverandering. We worden gedwongen om er ons mee te verstaan, we kunnen er niet omheen. Het komende decennium wordt daarom een periode van actie: het afbouwen van het oude economisch gedreven toeristisch systeem en tegelijkertijd het opbouwen van een nieuw toeristisch systeem: een nieuw normaal, een sociaal rechtvaardiger en ecologisch duurzamer toerisme.
Maar wat wordt dan de nieuwe situatie? Het boek gaat in op een drietal mogelijke richtingen die gekozen kunnen worden:
- Systeembehoud: het behoud van het huidige economisch toerisme, bijvoorbeeld vanwege de afhankelijkheid van grote stromen toeristen. Niets doen dus.
- Systeeminnovatie: het bijsturen van het economische systeem, zodat het meer duurzaam en sociaal verantwoord is, momenteel de meest gangbare duurzaamheidsoptie. Maar de kern blijft gelijk, de verdiensten staan voorop. Heel herkenbaar aan de volgende argumentatie: we moeten aanpassen, want anders is er over een tiental jaren geen toerisme meer. Het grote gevaar schuilt in de Paradox van Jevons: hoe duurzamer de reizen worden hoe meer we ons gerechtigd voelen om vaker te gaan reizen, want het milieueffect per reis is verminderd. Gevolg: in totaal meer milieubelasting in plaats van minder.
- Verandering van systeem: het vervangen van het economisch toerismesysteem door een nieuw narratief, met andere architectuur en de manier waarop de spelers opereren. De auteurs noemen om dat te bereiken vier mogelijke varianten: a) regeneratief reizen, waarbij zowel de toerist als de lokale gemeenschap er beter van worden; b) shared travel, eigenlijk de deeleconomie zoals Airbnb of couchsurfing; c) virtueel reizen, niet daadwerkelijk op pad gaan, maar reiservaringen opdoen via virtuele media, en d) fair basket, iedereen krijgt een budget aan (reis)punten dat als eerlijk wordt beschouwd.
De auteurs van ‘Toerisme is dood…’ eindigen met een oproep aan de lezer (zowel als persoon als bedrijf): bepaal zelf welke van de geschetste varianten je doorloopt, in de tijd die je nodig hebt, maar weet dat nietsdoen geen optie meer is.
Dit is een boek met een overduidelijke missie, die, zoals al gezegd, blijkt uit de titel. Dat is aan de ene kant een sterkte, want het stimuleert het nadenken over de materie. Aan de andere kant is het een zwakte, want het heeft daardoor ook iets eenzijdigs: de lezer wordt wel heel overduidelijk in de gewenste richting geleid. Echter de gestructureerde manier van analyseren via het systeemdenkkader, het formuleren van drie richtingen en het uitwerken van vier varianten om verandering van systeem te bereiken biedt veel meerwaarde. Of al die varianten ook daadwerkelijk tot een ander systeem van toerisme leiden is overigens maar de vraag: het voorbeeld van Airbnb geeft te denken. Oorspronkelijk heel idealistisch opgezet is het verworden tot een zeer commerciële instelling met grote en ongewenste consequenties voor de lokale gemeenschap: woonruimte wordt te duur voor de eigen bevolking. Juist Airbnb is onderdeel geworden van het door de auteurs zo verfoeide economische toerisme, niks veranderend maatschappijbeeld. Ik waag mede daarom te betwijfelen of het echt zo is dat de maatschappij inmiddels toe is aan de verandering die het boek zo overduidelijk nastreeft. Dit gevaar schuilt ook in de andere varianten, zeker in regeneratief reizen.
‘Toerisme is dood, leve de reiziger’ leest vlot. De teksten zijn over het algemeen kort, begrijpelijk en duidelijk gestructureerd. Elk hoofdstuk begint met een schema waarin de plek van dat hoofdstuk in de overall indeling van het boek wordt aangeduid. Het is mede daarom heel overzichtelijk. Deze publicatie is het aanbevelen zeker waard, al was het maar om je eigen standpunt te toetsen. Het is een goede aanzet om met studenten een discussie aan te gaan over de toekomst van toerisme: gaan we rücksichtsloos door of moeten we het over een andere boeg gooien? En hoe dan? Ook voor de bewuste toerist biedt het een helder overzicht van een aantal ter beschikking staande mogelijkheden om zelf meer verantwoord aan toerisme te doen. Er is immers niets mis met een poging om meer reiziger dan toerist te zijn.