Welk beeld heeft het hooggeëerd publiek van het klassieke en hedendaagse circus?
De huidige circusstudie is een vervolgonderzoek op een imagostudie van tien jaar geleden dat zich vooral richtte op het klassieke circus. Deze focus is om verschillende redenen niet meer representatief voor het huidige circusaanbod, gezien het verbod op verschillende dierenacts en het verdwijnen van verschillende grote (klassieke) circussen uit ons land. In het huidige publieksonderzoek wordt daarom naast de klassieke variant ook nouveau cirque (ook wel hedendaags circus genoemd) onder de loep genomen. Hierbij stonden verschillende vragen centraal. Welke circusvorm is dominant in de beleving van het publiek en welke beelden heeft dit publiek van beide typen circussen? Welke publieksgroepen kunnen onderscheiden worden op basis van de beelden die zij hebben en wat wil het publiek veranderen aan nouveau cirque? Om deze vragen te beantwoorden was een online enquête uitgezet onder 300 volwassen Nederlanders. Uit hun antwoorden bleek dat het grote publiek bij een circus nog met name aan de klassieke variant denkt en van de nouveau variant nog geen helder beeld heeft. Nouveau cirque wordt wel eigentijdser, maar ook duurder en minder toegankelijk gevonden. Beide typen circussen trekken elk hun eigen publiek aan. Gezien de geringe bekendheid van nouveau cirque hebben respondenten moeite aanbevelingen voor deze variant te formuleren.
Cedric Stalpers en Mia Stokmans, Tilburg University
1 Introductie
Eerste indrukken kunnen grote gevolgen hebben voor aanbieders in de vrijetijdssector. Ook al zijn die op weinig reflectie of ervaring gebaseerd. Zo bleek dat een dergelijke eerste indruk – in psychologisch jargon: een imago - verklaart hoe vaak mensen een instelling bezoeken, of zij dat in de toekomst wederom willen doen en welk prijs ze voor een bezoek over hebben (Stalpers, 2015). Poiesz (1989) omschreef imago als een globale evaluatieve indruk die gebaseerd kan zijn op beperkte reflectie. Het evaluatieve karakter van een imago heeft een sturende werking op bijvoorbeeld bezoekintentie. Dit geldt voor diverse aanbieders in de vrijetijdssector, variërend van pretparken, openbare bibliotheken tot rondreizende circussen (Stalpers, 2015).
Een eerdere studie naar het imago van rondreizende circussen maakte inzichtelijk dat deze branche naast enkele sterkten (zoals de publieke waardering voor acrobatiek) ook kwetsbaarheden had (Stalpers, 2013). Hierbij kan men denken aan de kritiek op optredens met dieren en het gebrek aan vernieuwing (‘circussen zijn iets van vroeger’). Meer informatie over deze sterkten en zwakten volgt in de volgende paragraaf. Tien jaar na publicatie van de studie van Stalpers (2013) is de ‘circusmarkt’ zo sterk veranderd dat een vervolgonderzoek gerechtvaardigd lijkt.
De voornaamste verandering ligt in het aanbod. Naast het klassieke circus, waarop de focus lag in het vorige onderzoek, is er sinds tien jaar een andere circusvorm – nouveau cirque, ook wel hedendaags circus genoemd – steeds prominenter aanwezig. Dit blijkt onder andere uit festivals zoals Circolo. Makers van dit kunstzinniger nouveau cirque willen zich bij het grote publiek onderscheiden van het klassieke circus en herkennen zich ook niet in de ‘oude beelden’ die dat publiek van ‘hun circus’ heeft. Directeur van Circolo, Marc Eysink Smeets, merkte hierover in een interview met Omroep Brabant op: "We proberen clichés over het circus zoveel mogelijk te voorkomen. Bij ons worden geen primaire kleuren gebruikt en ik wil op posters geen clowns met rode neuzen zien. We willen laten zien dat circus iets anders geworden is. Bij mensen bestaat een heel hardnekkig beeld over wat circus is: oubollig en zonder verhaal. Wij willen echt iets anders brengen.”
De centrale vragen in dit publieksonderzoek zijn: 1. Welke circusvorm (nouveau of klassiek) is dominant in de beleving van het grote publiek? 2. Welke beelden heeft het grote publiek van het klassieke en hedendaagse circus en op welke punten verschillen die van elkaar? 3. Welke publieksgroepen kunnen onderscheiden worden gezien het beeld dat zij van beide circustypen hebben? 4. Wat wil het publiek veranderen aan nouveau cirque?
2 Literatuuroverzicht
Voorgaand onderzoek
Het centrale begrip in dit artikel is imago, ofwel een set subjectieve associaties en overtuigingen (‘het circus is leuk’ of ‘het circus is ouderwets’), die invloed heeft op gedrag (zoals het bezoeken van het circus en kopen van een ticket), maar niet gebaseerd hoeft te zijn op recente persoonlijke ervaringen (Poiesz, 1989). Die overtuigingen en associaties kunnen betrekking hebben op doelgroepen (‘vooral geschikt voor kinderen’), kwaliteit (‘grote kans dat het me zal bevallen’), experiental benefits (‘sfeervol’), merkpersoonlijkheid (‘diervriendelijk’), prijs (‘duur’) en attributen (‘mooie acrobatiek’) (Aaker, 1996; Keller, 2001). Aan de conceptualisatie van het circusimago is naast deze reeks theoretische elementen ook het eigentijdse dan wel gedateerde karakter toegevoegd, aangezien respondenten in kwalitatief vooronderzoek deze associatie veelvuldig noemden (Heijst, 2012; Scheer, 2012; Stalpers, 2013).
Imago is een belangrijk concept voor publieksonderzoek. Consumenten kunnen een beeld van een kunstvorm hebben, zonder dat ze er directe ervaring mee hebben, en dat gebrek aan ervaring bleek vooral op het circus van toepassing te zijn. Zo gaf meer dan twee derde van alle bevraagden in een eerdere studie aan de laatste vijf jaar niet een circus te hebben bezocht. Ook Kruger en Saayman (2015) merken op dat het circus niet (langer) prominent in het leven van het grote publiek aanwezig is, waardoor dit imago verouderd en incompleet is, als ook een globale vooringenomenheid weerspiegelt.
Daarnaast bleek dat het circusimago van persoon tot persoon en van doelgroep tot doelgroep sterk kan verschillen. Zo vond Scheer (2012) dat het algemene publiek weinig positief was over het circus en een positiever beeld heeft van andere kunstvormen. Tegenover dit maar matig positieve imago bij het grote publiek (waarover meer in de volgende alinea), staat het enthousiasme van bezoekers die een circustent verlaten en die de zojuist bezochte voorstelling een 8.7 geven (Wijnen, 2012).
De voorgaande Nederlandse studies naar het circusimago brachten, zoals opgemerkt, enkele sterkten en zwakten aan het licht (Stalpers, 2013; Scheer, 2012). Alhoewel een ruime meerderheid acrobatische acts aansprekend vindt (73%) en circussen sfeervol noemt (67%), kraakt het publiek ook enkele kritische noten. Zij noemen rondreizende circussen iets van vroeger (54%) en dieronvriendelijk (45%), oubollig (47%) en duur (39%). Meer dan een derde (34%) van alle ondervraagden acht de kans groot dat een te bezoeken voorstelling tegenvalt. De kritische noten waren ook te horen in suggesties die zij deden in antwoord op de vraag wat ze aan het circus zouden veranderen indien ze er directeur van zouden zijn. De voorstellingen zelf mochten gemoderniseerd (met meer dans, acrobatiek, goochel- en trapezeacts als ook lichteffecten) en de marketing als ook promotie mochten geïntensiveerd worden. Een deel van de respondenten zag het liefst dierenacts verdwijnen uit de show. Een ander deel pleitte voor een betere verzorging van de circusdieren. Een respondent vatte enkele voorstellen samen met de woorden: "de complete look en feel professionaliseren en naar 2012 vertalen, van grafisch onverantwoorde posters tot de knullige tent.”
In deze voorgaande Nederlandse imagostudie (Stalpers 2013) lag het accent vooral op het klassieke circus. Sindsdien worden in studies klassiek en hedendaags (nouveau) circus steeds duidelijker van elkaar onderscheiden. Castiglione en Zanola (2019) typeren klassiek circus als een toegankelijke en populaire cultuurvorm die weinig competentie van bezoekers vereist en gekenmerkt wordt door clowns, acrobaten, trapezeacts, goochelaars en dieren. Nouveau cirque overlapt hiermee in de zin dat traditionele elementen als acrobatiek, jongleren en trapeze terugkeren (Szubulska & Ho, 2021). Het onderscheidt zich op een vijftal andere punten: er zijn geen dierenacts, er is geen opdeling in losse acts maar er is sprake van een doorlopende voorstelling, het verhaal van de voorstelling kan sociale of politieke thema’s aankaarten, er is een link met straattheater en een met andere kunstvormen (zoals dans). De link met straattheater werd goed zichtbaar bij de populaire voorstelling Bohema uit 2022 die volledig in de buitenlucht werd opgevoerd, gericht op toevallige passanten. Ook verschilt de muziek die in beide typen circussen gehanteerd wordt, waarbij de eerste Julius Fucik’ Intocht van de Gladiatoren als herkenningsmotief kent, terwijl bij nouveau een divers palet aan klassiek, film-, pop- en atonale muziek gehanteerd wordt.
Nouveau en klassiek verschillen niet alleen qua voorstelling, maar ook qua opleiding en professionalisering van hun artiesten. Klassieke circussen worden in veel gevallen geleid door families die van generatie op generatie vaardigheden doorgeven. Bij nouveau cirque hebben artiesten een formele opleiding gevolgd, zoals een aan Codarts (Rotterdam) of de ACaPA (Tilburg).
Een laatste onderscheid tussen klassiek en nouveau cirque is de veronderstelde culturele competentie van het publiek. Bij nouveau cirque wordt een grotere kunstzinnige kennisbasis vereist, die het bezoekers mogelijk maakt om diepere betekenislagen in een voorstelling te doorgronden en zo een intensere ervaring op te doen (Szubulska & Ho, 2021). Allary (2013) geeft in haar studie aan dat een tekort aan dergelijke culturele bagage mogelijk geen belemmering is om van nouveau voorstellingen te genieten, behalve indien er sprake is van meer abstracte en experimentele voorstellingen. Gezien de veronderstelde rol van culturele competentie is bij de meting van het circusimago een vraag over de begrijpelijkheid van voorstellingen toegevoegd.
Publieksonderzoek naar het imago en de doelgroepen van nouveau cirque is, meer nog dan bij de klassieke variant, schaars, versnipperd en beperkt. Scheer vond (2012) dat het nouveau concept meer mensen aansprak dan het klassieke; een bevinding die bevestigd werd door de vorige imagostudie (Stalpers 2013). Hierin merkten respondenten op (bij het klassieke circus) graag meer dans, acrobatiek, lichteffecten, trapezeacts, verbinding tussen de losse acts en vernieuwing in de voorstelling te willen zien, evenals het vertrek van dieren. Hiermee beschreven ze in beginsel de contouren van een nouveau voorstelling. Allary (2013) signaleert dat het grote publiek echter nog wel meer informatie behoeft eer men het nouveau cirque omarmt, aangezien men bij een circus nog aan de klassieke variant denkt en die associeert met, onder andere, omstreden dierenacts. Tevens dachten haar respondenten bij een circus aan een kunstvorm die vooral voor kinderen bedoeld was. Zoals Eysink-Smeets signaleert kan het imago van het klassieke circus een bezoek aan nouveau voorstellingen in de weg staan, aangezien potentiële bezoekers bij het woord circus aan de omstreden dierenoptredens en de matig gewaardeerde clowns dachten.
Zoals hierboven aangegeven, verschillen beide circusvarianten niet alleen qua inhoud, maar mogelijk ook qua publieksgroep. Al eerder is de heterogeniteit van het circuspubliek onderkend, onder andere door Zanola (2008). Van Rijt (2011) vroeg zijn respondenten welke circusacts zij waardeerden en clusterde vervolgens zijn deelnemers op basis van gelijkenissen in antwoordpatronen. Heranalyse van zijn onderzoeksgegevens wees uit dat er vier publieksgroepen onderscheiden konden worden, te weten (Stalpers, 2011):
- Liefhebbers van de spannende ofwel gevaarlijke circusacts, zoals acts met wilde dieren en hoogtenummers. In deze groep zijn mannen sterk vertegenwoordigd (60%)
- Liefhebbers van het hedendaagse circus, die een duidelijke voorkeur hebben voor trapeze-, koorddans- en acrobatenacts, maar liever geen dierenacts zien. Deze groep bestaat voor een groot deel uit vrouwen (68%) en lijkt heel duidelijk een voorkeur te hebben voor Cirque du Soleil-achtige voorstellingen.
- Circusmijders: mensen die noch met het traditionele, noch met het hedendaagse circus een band hebben.
- Liefhebbers van het traditionele circus: mensen die alle acts (zowel spannende als komische, en zowel dierrijke als dierloze) waarderen. Binnen deze groep zijn ouders van kinderen sterk vertegenwoordigd. Tevens onderscheidt deze zich qua verdeling van de verschillende opleidingsniveaus niet van de steekproef als geheel. Zowel hoger als lager opgeleiden voelen zich in dit cluster vertegenwoordigd.
De groepen 1 en 4 lijken sterk voorkeur te geven aan het klassieke circus, terwijl 2 naar nouveau neigt. De klassieke publieksgroep omvat mannen en ouders van kinderen; de nouveau variant lijkt vrouwen meer aan te spreken (groep 4). Alhoewel deze vierdeling informatief is, is deze gebaseerd op data die alweer meer dan een decennium oud zijn en met name de klassieke variant betroffen. In het huidige onderzoek zijn daarom publieksgroepen (clusters) onderscheiden op basis van het imago dat zij van beide circustypen hebben.
Het belang van nieuw Nederlands publieksonderzoek
Zoals al kort opgemerkt is, is voorgaand Nederlands publieksonderzoek al 10 jaar oud. In die periode is veel veranderd in de ‘circusmarkt’. Zoals boven aangegeven is een belangrijke verandering de opkomst van nouveau cirque. Terwijl de vorige imagostudies (Scheer, 2012; Stalpers, 2013) uitgingen van circus als één enkelvoudige kunstvorm, die voornamelijk klassiek van karakter was, onderkent de huidige studie de meervoudigheid van de kunstvorm. Allary (2013) pleitte er dan ook voor de vorige studies te repliceren met vragen over nouveau cirque, aangezien het aandeel van deze circusvorm substantieel is gegroeid, terwijl verschillende klassieke circussen (waaronder het grootste, Herman Renz) zijn verdwenen. Nouveau cirque lijkt zich te emanciperen, afgaand op het bestaan van geaccrediteerde circusopleidingen (in Rotterdam en Tilburg) en het tienjarige bestaan van Circolo. Deze nieuwe variant heeft duidelijk kunstzinnige ambities en wil met een voorstelling niet alleen amuseren maar ook politieke vraagstukken (bijvoorbeeld de opvang van politieke vluchtelingen) aankaarten.
Verder zijn studies van tien jaar geleden niet meer van toepassing op een markt die door overheidsbeleid en activiteiten van dierenrechtenactivisten sterk is veranderd, waarbij het de vraag is of met name klassieke circussen in staat bleken zich aan deze veranderingen aan te passen. Het kabinet Rutte II besloot om optredens met exotische dieren (zoals tijgers en olifanten) te verbieden. Rondreizende circussen slaagden er niet altijd in om een substituut te vinden voor de weggevallen acts waarmee ze het publiek konden vasthouden. De op basis van het vorige onderzoek (Stalpers, 2013) voorspelde terugloop van publieke belangstelling leek bevestigd te worden door het faillissement van de circussen Herman Renz en Renaissance, gevolgd door het vertrek van Belly Wien uit ons land. De door respondenten uitgesproken wens tot innovatie van voorstelling en promotie is mogelijk niet door alle rondreizende circussen doorgevoerd. Zo weten vernieuwende invloeden vanuit de circusopleidingen helaas maar matig de voorstellingen van klassieke circussen te bereiken, en zoeken veel circusstudenten buiten het klassieke circus emplooi.
Ondanks deze veranderingen en de gesignaleerde voorzichtige emancipatie van circus als kunstvorm, is onderzoeksaandacht ervoor nog zeer schaars en versnipperd. Er worden publieksstudies uitgevoerd naar het circus die informatief en inspirerend zijn, maar tegelijkertijd gebaseerd zijn op data verkregen bij slechts één circus (Zanola, 2008; Kruger en Saaijman, 2015) of één festival (Szubulska & Ho, 2021), danwel kleinschalig van aard zijn (Allary, 2013). In al deze gevallen wordt het moeilijk om een indruk te krijgen van hetgeen het grote publiek vindt van beide circustypen die ons land rijk is. Daarom is een nieuw imago-onderzoek uitgevoerd.
Het huidige circusonderzoek
De huidige studie kan gezien worden als een vervolg op het imago-onderzoek naar het klassieke circus uit 2013, aangevuld met recente inzichten. Allereerst werd naast een reeks vragen over het klassieke, eveneens een reeks imagovragen over het nouveau cirque geformuleerd. Ten tweede was het veldonderzoek uitgevoerd zeven jaar na de invoering van het verbod op optredens van exotische dieren. We gingen ervan uit dat het grote publiek inmiddels op de hoogte was van dit verbod en er een mening over had. Ten derde werd de vragenlijst voorgelegd aan een breed publiek en niet alleen bezoekers van een specifiek circus of circusfestival.
Met de huidige studie worden drie hypothesen getoetst. De eerste hypothese is dat het klassieke circus nog dominant is in de beleving van het grote publiek, aangezien dit twee eeuwen langer bestaat en als decor heeft gefungeerd van speelfilms, romans, stripboeken en videoclips. Circusartiest Lucho Smit – een vertegenwoordiger van nouveau cirque – merkte hierover dan ook op: "Het traditionele beeld staat het hedendaagse circus in de weg en dat gat is niet zomaar gedicht.” Artiest Smit gaf toe dat dit tijd kost.
De tweede verwachting is dat nouveau en klassiek duidelijk verschillen in imago, waarbij men van de klassieke variant een duidelijker beeld heeft, aangezien die langer bestaat (2a). Zoals eerder is opgemerkt doet nouveau cirque een groter beroep op expertise en culturele competentie, waardoor voorstellingen waarschijnlijk als complexer (2b) en meer geschikt voor volwassenen dan kinderen (2c) ervaren worden. Eysink-Smeets stelde dat nouveau cirque geschikt is om "een boodschap uit te dragen en mensen in plaats van ze hun dagelijks leven even te laten vergeten daar juist beter over te laten nadenken”. In de vorige imagostudies (o.a. Scheer, 2012) merkten respondenten op dat het klassiek circus verouderd is en ze dit niet meer van deze tijd vinden. De verwachting is dat dit beeld minder op het nouveau cirque van toepassing is (2d), aangezien daar bekende elementen als clowns, dierenacts en spreekstalmeesters verdwenen zijn en voorstellingen een andere structuur hebben: geen losse acts maar een doorlopende vertelling met een onderliggende boodschap. Aangezien respondenten in het voorgaande onderzoek de nodige kritiek uitten op het verouderde karakter van het klassiek circus, is de verwachting dat het nouveau cirque als leuker gezien wordt (2e).
De derde hypothese is dat aangezien het nouveau cirque een groter beroep doet op culturele competentie en expertise van bezoekers, dit type circus een andere doelgroep aanspreekt dan het klassieke. Met andere woorden, indien respondenten geclusterd worden op basis van de beelden en oordelen die zij over het circus hebben, dan zullen liefhebbers van het klassieke circus een ander publieksgroep (cluster) vormen dan die van het nouveau cirque. Waarbij het nouveau cluster naar verwachting hoger opgeleid is, aangezien dit genre een groter beroep doet op culturele competentie.
De wetenschappelijke relevantie van de huidige studie is het repliceren van een eerdere studie naar het imago van circussen uit 2013, nu de werkelijkheid door een verbod op dierenacts en de opkomst van een nieuwe circusvorm ingrijpend is veranderd. De methodologie die bij dit onderzoek is gehanteerd kan gebruikt worden voor studies naar andere ondernemers en actoren in de vrijetijdsmarkt. De maatschappelijke relevantie van dit huidige onderzoek is het inzichtelijk maken van doelgroepen en obstakels voor nouveau cirque: wanneer circusartiesten en -organisatoren niet weten hoe het publiek over hen denkt, welke publieksgroepen (clusters) daarbinnen bestaan en welke veranderingen zij wensen, wordt het mogelijk moeilijk om hen te bereiken en aan te spreken.
3 Methode
Respondenten en steekproef
Om de onderzoeksvragen te beantwoorden was, in samenwerking met de organisatie Circuspunt, onderzoeksbureau Norstat gevraagd een steekproef te trekken die een betere afspiegeling vormt van de Nederlandse volwassen bevolking (als het gaat om gender, leeftijd en regio) dan de eerdere studie uit 2013 (waarvoor Brabantse hbo-studenten met name hun familie, vrienden en kennissen hadden benaderd). In april 2022 was de vragenlijst gedeeld met het panel van Norstat. Dit resulteerde in een steekproef van 148 mannen en 149 vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van 48 jaar (standaarddeviatie 17 jaar). Uitgaande van een betrouwbaarheidsinterval van 95% hield deze steekproefgrootte in dat de standaardmeetfout bij de imagovragen minder dan .05 op een vijfpuntsschaal was. Terwijl de respondenten in de voorgaande circusstudie vrijwel allen uit de provincie Noord-Brabant afkomstig waren, was dat nu 19% (tegenover bijna 15% in de gehele Nederlandse bevolking). De modus was hoog opgeleid; 45% had een hogere beroeps- of universitaire opleiding, tegenover slechts 31,5% bij de gehele Nederlandse bevolking (bron: CBS). Op dit punt wijkt de steekproef duidelijk af van de beoogde populatie.
Om beter zicht te krijgen op verbetervoorstellen, zijn additioneel circusliefhebbers geworven via twee online fora (Circusweb en Circuswereld). 62 liefhebbers hadden gehoor gegeven aan dit verzoek. Hun gemiddelde leeftijd was 55 jaar en 91% was man. Alleen inzake de laatste onderzoeksvraag komen deze liefhebbers aan het woord om diepgang en details toe te kunnen voegen aan gevraagde verbetervoorstellen. Bij de overige onderzoeksvragen zijn ze niet meegenomen, noch bij het toetsen van hypothesen.
Operationalisering
Om het imago van beide typen circussen te meten was een digitale vragenlijst uitgezet waarbij de semantische differentialen uit de voorgaande meting (Van Heijst, 2012; Stalpers, 2013) zijn gehanteerd. Respondenten moesten hierbij op een vijfpuntsschaal aangeven welk deel van een tegenstelling zij het meeste op het klassieke en het nouveau cirque van toepassing vonden, zoals: "Een klassieke voorstelling lijkt me saai O O O O O een klassieke voorstelling lijkt me leuk.” Vragen betroffen de aansprekendheid, doelgroep (kinderen of volwassenen), het eigentijdse dan wel verouderde karakter, de prijs, diervriendelijkheid en begrijpelijkheid van klassieke voorstellingen. Dezelfde vragen waren ook gesteld over de nieuwe circusvorm met uitzondering van het diervriendelijke karakter, aangezien in nouveau voorstellingen geen (of amper) dieren voorkomen. Voorafgaand aan de reeks differentialen was één gesloten vraag gesteld over de ‘dominantie’ van een circusvorm: "waaraan denkt u bij het woord circus: aan de klassieke vorm (inclusief clowns en dieren), het nouveau cirque of allebei in gelijke mate?”.
Statistische analyses
Om de onderzoeksvragen te beantwoorden waren vier analyses uitgevoerd met SPSS-versie 24, waaronder een rechte telling van de vraag welke circusvorm dominant is in de beleving van de respondenten, gevolgd door een paarsgewijze t-test om per imagovraag (‘vind ik saai O O O O O vind ik leuk’) te achterhalen of de beelden van beide circusvormen verschilden.
Om een antwoord te krijgen op de derde onderzoeksvraag – trekt iedere circusvorm een eigen publiek aan? – was een hiërarchische clusteranalyse uitgevoerd, waarmee geprobeerd was respondenten te groeperen op basis van gelijkenissen in hun antwoorden op de semantische differentialen. Hierdoor ontstonden er clusters van respondenten met onderling sterk overeenkomstige imago’s over de klassieke en de nouveau variant, maar die sterk verschilden van de imago’s van respondenten van andere groepen.
Met een hiërarchische clustering met euclidische afstandsmaten volgens de Waldmethodiek, werd een indruk verkregen van het aantal en de middelpunten van de te onderscheiden groepen (clusters). Vervolgens was een k-means clusterprocedure gehanteerd om alle respondenten aan een definitieve groep toe te wijzen. De combinatie van beide clustermethoden – waarbij de uitkomsten van de eerste fungeerden als vertrekpunt van de tweede – leidde tot een stabiele en betrouwbare indeling (De Pelsmacker en Van Kenhove, 2019).
Besloten was om de indeling te baseren op de scores van de imagovragen eerder dan op vragen over daadwerkelijk bezoek aan het circus, en wel om drie redenen. Allereerst bood een clusterindeling op basis van imagovragen eerder dan die over bezoekfrequentie een indruk van het potentieel van het hedendaags circus: er waren afgezien van Cirque du Soleil maar heel weinig mogelijkheden om een hedendaags circus te bezoeken, waardoor een variabele als bezoekfrequentie geen valide uitdrukking was van de belangstelling voor die circusvorm in ons land. Ten tweede benaderden de verdelingen van de antwoordscores op de imagovariabelen een normaalverdeling, hetgeen een clusteranalyse vereenvoudigt (Stalpers, 2011b). Ten derde was door corona geruime tijd een bezoek aan het circus niet mogelijk; twee jaar op een rij moesten wintercircussen afgelast worden.
4 Resultaten
De eerste onderzoeksvraag was welke circusvorm bij het grote publiek dominant is, waarbij de hypothese (1) was dat de klassieke variant beeldbepalend was. Een meerderheid dacht bij het woord ‘circus’ vooral aan de klassieke variant (60,5%), tegenover een kleine groep die alleen het nouveau cirque (11,7%) voor ogen had en een kwart die beide genres in gedachten had.
Figuur 1. ‘Waaraan denkt u bij het woord ‘circus’?
De tweede onderzoeksvraag zoomt in op het imago van beide circusvarianten, waarbij de hypothese was dat het hedendaagse circus als complexer (2b), meer geschikt voor een volwassen publiek (2c), eigentijdser (2d) en leuker (2e) bestempeld wordt. Tevens was de verwachting dat men van deze hedendaagse variant nog geen duidelijk beeld heeft (2a). Om deze hypothesen te toetsen waren van beide circustypen de gemiddelden op imagovragen berekend en vergeleken. Een visuele impressie van deze resultaten is te vinden in figuur 2 en de bijbehorende statistische informatie in de tabellen 1 en 2 in de bijlagen.
Wanneer de imago’s van beide varianten tegen elkaar afgezet werden dan bleek dat (conform hypothese 2a) respondenten betreffende het klassieke circus een duidelijker beeld hadden, het meer geschikt vonden voor kinderen (2c) en als begrijpelijker (2b) bestempelden. Tevens vond men het klassieke circus betaalbaarder. Het nouveau cirque werd daarentegen meer geschikt voor volwassenen (2c) en eigentijdser (2d) gevonden. De laatste deelhypothese was dat het hedendaagse circus als leuker gezien wordt en meer kans maakt bij het publiek te zullen bevallen (hypothese 3e). Deze verwachting werd tegengesproken door de resultaten: het hedendaagse circus scoorde weliswaar hoger op begrippen als ‘leuk’ en ‘zal me bevallen’, maar de verschillen waren te klein om significantie te bereiken (in alle gevallen gold: t < 1.10).
Volgens de derde hypothese zou elk van beide varianten een eigen publiek aantrekken. Om dit vraagstuk te verkennen was een clusteranalyse uitgevoerd. Deze clusteranalyse was gebaseerd op de imagovragen over de klassieke en nouveau variant. Voor het kiezen van het optimale aantal clusters zijn geen eenduidige regels. Uiteindelijk is besloten om met een driedeling verder te werken, aangezien bijna de helft van de variantie (49%) van beide imagovariabelen terug te voeren was op deze clusterindeling en er bovendien geen additionele clusters ontstonden die minder dan 5% van de dataset omvatten.
Naast de clusteranalyse is er ook een profilering van deze clusters uitgevoerd om zo een beter beeld te krijgen van de publieksgroepen, waarbij verschillen tussen de clusters getoetst zijn. In tabel 3 wordt een overzicht geschetst van kenmerken van de drie clusters, nouveau (die vooral van nouveau cirque een positief beeld had), mijders (die van geen van beide een positief beeld had) en klassiek (die vooral de traditionele variant waardeert) zijn genoemd. Op de eerste twee regels worden de gemiddelden van de clustervariabelen (de imagoscores) getoond; in de regels daarna volgt de informatie over de profileringsvariabelen. De asterisken markeren of relaties significant zijn.
Figuur 2. Imago van nouveau en klassiek circus vergeleken
Het nouveau cluster is jonger dan het klassieke (al is dit verschil niet significant) en de leden ervan zijn in overgrote meerderheid hoog opgeleid. Zij hebben een positief beeld van het nouveau cirque, maar slechts een minderheid heeft ook daadwerkelijk de door hen geprefereerde circusvariant bezocht. Het klassieke cluster is ouder dan de andere twee clusters en heeft in meerderheid een middelhoog opleidingsniveau (mbo).
In antwoord op de laatste onderzoeksvraag is respondenten het vraagstuk voorgelegd wat zij zouden veranderen aan het hedendaagse circus indien zij daar directeur van zouden zijn. Allereerst sprong in het oog dat 42% van de representatieve steekproef deze vraag niet beantwoordde. Ten tweede dat van de 58% die wel antwoord gaf, de meerderheid opmerkte ‘geen idee’ te hebben als het ging om verbeteringen inzake deze kunstvorm. Het antwoord van één respondent maakte de complexiteit van de vraag duidelijk: "Het hedendaags circus is een moeilijk begrip – er zijn zoveel verschillende producties die je niet kunt vergelijken en daarom is er zo algemeen weinig zinnigs over te zeggen.”
Bij de 58% (n=172) van de bevraagden die wel antwoord gaf op deze vraag, waren terugkerende thema’s: ‘geen idee’, voorstellingen een meer klassiek karakter geven, voorstellingen begrijpelijker maken of anderszins aanpassen, en de prijs verlagen. Dierenacts kwamen eveneens ter sprake, waarbij de respondenten met een voorkeur voor het klassiek circus pleitten voor optredens met dieren terwijl andere groepen zich juist voor voorstellingen zónder uitspraken.
Het merendeel van de respresentatieve steekproef had geen (genuanceerd) beeld van het hedendaagse circus en kon weinig suggesties opperen ter verbetering. Circusliefhebbers (de tweede steekproef) wilden dat hedendaagse voorstellingen een klassieker karakter zouden krijgen, begrijpelijker zouden worden, de artiesten fraaiere kostuums zouden dragen (in plaats van ‘verwassen kleding en blote voeten’) en de marketing geïntensiveerd werd. Over de voorstelling merkte een respondent op: "Verzorgdere kostuums en minder ingewikkelde thematisatie. Vaak denk ik achteraf: ‘Het zal wel…’.” Een andere respondent merkte over de toegankelijkheid op: "Zorgen dat er nog voldoende circus in zit en dat de verhaallijn niet te ver gezocht is.”
Een uitgebreider antwoord onder het kopje overig was: "Maak duidelijker vooraf voor wie een voorstelling bedoeld is en hoe complex of toegankelijk die is. Zet je niet af tegen het klassieke circus maar werk ermee samen en probeer tot een kruisbestuiving te komen. Beide kunnen voordeel hebben van artistieke samenwerking. Voeg wat van de sfeer en magie van het oude (het mysterie) toe aan het nieuwe circus.” Een andere circusliefhebber signaleerde: "Zorgen voor meer acrobatische kwaliteit, minder theater en meer tempo. Luister naar de smaak en vraag van het publiek zodat je niet van subsidies afhankelijk bent.”
5 Conclusie
Het voornaamste doel van de huidige studie was antwoorden verkrijgen op verschillende vragen over de beeldvorming van het klassieke en hedendaagse circus: welk beeld is dominant, welk beeld roept het woord ‘circus’ op, welke verschillen zijn er tussen beide typen, welke doelgroepen zijn er te onderscheiden en welke voorstellen worden gedaan voor verbetering van het nouveau cirque?
Conform hypothese 1 was het klassieke circus nog dominant in de beeldvorming bij het grote publiek. Organisatoren van het nouveau cirque spraken op Circolo in 2021 de hoop uit dat hun circusvorm dominant zou worden in de beeldvorming. De uitkomsten van dit onderzoek wijzen uit dat het nog niet zover is, aangezien een meerderheid van alle respondenten bij het woord circus aan de klassieke variant denkt (mogelijk inclusief clowns met rode neuzen en dierenacts). Zelfs bij de liefhebbers van het nouveau cirque denkt nog de modus (48.1%) aan uitsluitend het klassieke beeld eerder dan het nieuwe. Een verklaring hiervoor is dat het klassieke circus sinds de achttiende eeuw de kans heeft gehad om in boeken, strips, films, televisieseries en in videoclips een beeld neer te zetten van zichzelf, terwijl nouveau daar ‘pas’ vijftig jaar aan werkt.
Verschillende bevindingen maken duidelijk dat het grote publiek nog geen duidelijk beeld heeft van een nouveau cirque. Ruim een derde gaf aan niet goed te weten wat men van een voorstelling kan verwachten, 45% kan niet zeggen of een voorstelling hen duidelijk leuk dan wel uitgesproken saai lijkt en het meest gegeven antwoord op de vraag wat men aan deze kunstvorm zou veranderen was ‘geen idee’. Deze bevindingen bevestigen Allary’s conclusie dat het nieuwe circus nog een informatiedrempel te slechten heeft. Daarbij wordt het mogelijk niet geholpen door een relatief bescheiden aanbod en aandacht in de media. Buiten Cirque du Soleil toeren maar weinig nouveau gezelschappen door ons land en niet iedere provincie heeft een circusfestival binnen haar grenzen. Terwijl er voor klassiek circus een vriendenclub (Club van Circusvrienden Nederland), een internetforum (Circuswereld en Circusweb) en een brancheorganisatie (Vereniging Nederlandse Circus Organisaties) bestaan, ontbreken deze structuren voor haar nieuwe tegenvoeter.
De relatieve onbekendheid van het nouveau cirque valt mogelijk samen met de geringe overheidssteun voor het circus in ons land; terwijl in België en Frankrijk het circus door de overheid erkend wordt als kunstvorm en financiële steun krijgt, blijft dergelijke erkenning in Nederland uit. In Nederland lijken daarentegen enkele overheden verbetering van imago en publieke belangstelling voor het circus juist te bemoeilijken door affichering ofwel te verbieden of financieel buiten bereik van kleine circusondernemingen te plaatsen.
Dit onderzoek ontdekte verder betekenisvolle verschillen, conform hypothese 2, tussen klassiek en hedendaags circus met betrekking tot hun imago. Het beeld van het klassieke circus is scherper en duidelijker dan dat van het hedendaagse (2a). Respondenten weten beter wat ze van een klassiek circus kunnen verwachten en associëren dit veel meer met kinderen (2c). Nouveau wordt duurder en complexer (2b) gevonden, maar wel beduidend eigentijdser (2d). Eén verwachting kwam niet uit: het klassieke circus wordt als even leuk beschouwd als het hedendaagse (2e); ze scoren vergelijkbaar. Eveneens scoorden beide circustypen vrijwel hetzelfde op de vraag of een voorstelling zou bevallen. Een verklaring hiervoor kan zijn dat het hedendaagse circus nog te onbekend en daarmee onbemind is om de klassieke variant voorbij te streven. Daarnaast lijkt nouveau ook een andere doelgroep aan te spreken, die qua grootte ongeveer gelijk is aan de klassieke. De bevindingen inzake hypothese 1 en 2 lijken Kruger en Saaymans stelling te bevestigen dat het grote publiek een verouderd, vervaagd en incompleet beeld van het circus heeft.
Ook de derde hypothese 3 werd bevestigd in de zin dat de klassieke en de nouveau variant een ander publiek aantrekken, waarbij de laatste iets jongere en vooral hoger opgeleide bezoekers heeft. Het klassieke circus wordt als minder complex gezien en circusliefhebbers bepleiten dat de nouveau variant dat ook wordt. De combinatie van een hoger opgeleid publiek en een complexer imago wekt de indruk dat voor het genieten van een nouveau cirque meer culturele kennis en competentie nodig kunnen zijn.
De voornaamste kenniswinst van deze studie is dat er duidelijk twee soorten circus zijn met elk een eigen imago, waarbij het nouveau cirque bij een groot deel van het publiek nog onbekend en daarmee nog onbemind is. Het klassieke circus is dankzij haar lange geschiedenis wel bekend, maar momenteel minder bemind, onder andere door de kritiek op dierenoptredens en het vermeende verouderde karakter. Een derde winstpunt is dat de term ‘het grote publiek’ maskeert dat er drie clusters zijn, te weten de doelgroep van het klassieke circus en die voor de nouveau variant, naast een derde en grootste groep die voor circus (ongeacht genre) niet warmloopt. Opvallend is dat van zowel de klassieke als nouveau doelgroep een meerderheid de afgelopen vijf jaar niet de eigen circusvariant bezocht heeft, waarover dadelijk meer.
Het huidige kwantitatieve onderzoek bracht in kaart voor wie het hedendaags circus interessant kan zijn en met welke vraagstukken het kampt. Kwalitatief onderzoek kan verkennen hoe het circus haar imago kan verbeteren, het publieksbereik kan vergroten en de voorstellingen kan vernieuwen. Het voorstel is om een Delphistudie uit te voeren onder deskundigen uit de circuswereld en aanpalende cultuurvormen. Dat houdt in dat aan artiesten, festivalorganisatoren, circusdirecteuren, opleiders en anderen gevraagd wordt wat zij aan de inhoud van voorstelling en aansluitend de marketing ervan zouden veranderen, en waarom, ten einde de bekendheid en het imago van deze kunstvorm te verbeteren. Na een eerste interviewronde worden de voornaamste ideeën samengevat en gedeeld met alle geïnterviewden met de intentie om hiermee creativiteit aan te moedigen en de geventileerde ideeën nog verder uit te werken. In een tweede interviewronde worden vervolgens deze verder uitgewerkte ideeën gedeeld en besproken.
Naast suggesties voor vervolgonderzoek kunnen op basis van deze studie ook aanbevelingen voor de praktijk gedaan worden. Zo geldt voor de meerderheid van de nouveau cirque liefhebbers dat zij de laatste jaren geen voorstelling hebben bezocht, waarmee de vraag het aanbod lijkt te overtreffen. Anders geformuleerd: met slechts twee grotere circusfestivals en een incidenteel optreden van Cirque du Soleil schiet het aanbod aan het nouveau cirque in ons land mogelijk te kort, zowel om in de behoefte te voorzien als om de beeldvorming bij te stellen. Een manier om het imago in de richting van het nouveau cirque bij te stellen kan zijn om nouveau elementen op te nemen in de voorstellingen van de klassieke circussen die ons land rijk is, mits die inhoudelijk toegankelijk zijn voor een breder publiek. Een voorbeeld van een dergelijk aanpak is Bohema: een voorstelling van twintig minuten door studenten van de circusacademie, die acrobatiek en jongleeracts omvat. Deze voorstelling lijkt zowel vernieuwend als toegankelijk voor een breed publiek, omdat de wortels ervan in straattheater liggen. Door het inweven van een dergelijke aanpak in een klassieke circusvoorstelling wordt het idee bestreden dat het klassieke circus verouderd is en nooit verandert, én het idee dat nouveau per definitie ontoegankelijk en bestemd is voor louter hoger opgeleiden.
Referenties
- Aaker, D. A. (1996). Measuring brand equity across products and markets. California management review, 38(3), 102-120.
- Allary, A. (2013). Circus: minnaar of vriend? Brussel: Vrije Universiteit Brussel.
- Castiglione, C., & Zanola, R. (2019). The Demand and Supply for Popular Culture: Evidence from Italian Circuses. Italian Economic Journal, 5(3), 349-367.
- Heijst, R., van (2012). Het Traditionele Circus anno nu. Een onderzoek naar de identiteit, het imago en de bezoekintentie inzake het traditionele circus in Nederland. Tilburg: Universiteit van Tilburg.
- Keller, K. L. (2001). Building customer-based brand equity: A blueprint for creating strong brands. Cambridge, USA: Marketing Science Institute.
- Kruger, M., & Saayman, M. (2015). Motives of circus attendees in South Africa: The case of Cirque du Soleil Dralion. Southern African Business Review, 19(2), 51-73.
- Pelsmacker, P., de & Kenhove, P., van (2006). Marktonderzoek, 2e editie. Pearson Education.
- Poiesz, T. B. (1989). The image concept: its place in consumer psychology. Journal of Economic Psychology, 10(4), 457-472.
- Rijt, M., van (2011). De Toekomst van het Circus. Een onderzoek naar determinanten van circusbezoek en gewenste attributen om toekomstig circusbezoek te bevorderen. Tilburg: Universiteit van Tilburg.
- Scheer, H. (2012). Classificatie van Kunstvormen. Wat is de perceptie van de consument van de live podiumkunsten en welke consumentgroepen zijn er te onderscheiden onder de Nederlandse cultuurliefhebbers? Tilburg: Universiteit van Tilburg.
- Stalpers, C. (2011). Onderzoek naar belangstelling en waardering voor het circus. Circusmagazine De Piste, 62(8), 32-33.
- Stalpers, C.P. (2011b). Een rijk palet aan leessmaken. In: Hakemulder, J. (2011). De stralende lezer: wetenschappelijk onderzoek naar de invloed van het lezen. Eburon Uitgeverij BV.
- Stalpers, C. P. (2013). Het circus in de schijnwerpers: Een onderzoek onder 397 mensen naar het imago van en de betalingsbereidheid voor het rondreizend circus. Vrijetijdstudies, 31(1), 7-25.
- Stalpers, C.P. (2015). Tussen hoofd en hart: een kwantitatief onderzoek onder 550 Nederlanders van 16 jaar en ouder naar het imago van de openbare bibliotheek. In: Schram, D. (Ed.). (2015). Hoe maakbaar is de lezer? De doorgaande leeslijn in wetenschappelijk perspectief. Delft: Eburon Uitgeverij BV.
- Szubielska, M., & Ho, R. (2021). Field study of audience experience in contemporary circus: An exploratory study on the impact of audience’s expertise. PsyCh Journal, 10(2), 163-176.
- Wijnen, K. (2011). The Future of the Circus. An investigation of customer satisfaction and loyalty formation in a circus context. Tilburg: Universiteit van Tilburg.
- Zanola, R. (2008). Consumer preferences for circus: A cluster approach (No. 109). Institute of Public Policy and Public Choice-POLIS.
Bijlage 1