Een andere wereld
Ben Offringa, Academie voor Toerisme, BUas Breda University of Applied Sciences.
Besproken boek: Jaap Lengkeek (2022); Het eeuwige leven van reisverhalen – waarom we altijd eropuit willen; uitgeverij Walburgpers, Zutphen; 272 pp.; ISBN 978 94 6249 947 8.
Op reis gaan en de wereld ontdekken, het is één van onze mooiste genoegens. Achter de heuvel is het gras groener, en als het daar niet is dan wel achter de daaropvolgende heuvel. Na de pandemie konden we niet wachten om in de auto te springen voor een gezinsvakantie of het vliegtuig te nemen naar een verre bestemming.
Veel van dit gedrag wordt gedreven door de verhalen en beelden die we van die andere streken op ons netvlies hebben staan. Wij willen zijn waar die anderen ook zijn geweest. Kunnen we niet zelf op pad, dan dromen we graag weg. Leunstoeltoeristen zijn we dan: we zien onszelf al lopen, daar aan de kust bij Ushaia of Kaapstad, of zonnebaden aan het strand in Cancun of in Goa.
Op reis gaan doet de mensheid al eeuwen, vaak uit noodzaak, maar sinds de opkomst van het toerisme halverwege de negentiende eeuw steeds meer uit plezier om het reizen zelf. Vooral dan om weer terug te keren en het thuisfront kond te doen van al onze belevenissen. Veel bestemmingen worden impliciet uitgekozen om thuis (bijvoorbeeld op verjaardagen en feestjes) wat interessants te melden te hebben. Daarin staan we in een lange traditie.
‘Nadat ik (…) verschillende streken en vreemde naties had onderzocht, leek het me niets gedaan als ik dit voor mijzelf had gehouden, in plaats van dit te hebben verteld aan andere, studieuze mensen.’ (Ludovico di Varthema, 1510) 1
Met dit citaat opent het nieuwe boek van Jaap Lengkeek: ‘Het eeuwige leven van reisverhalen – waarom we altijd eropuit willen’. Lengkeek, emeritus-hoogleraar Culturele Geografie Wageningen Universiteit en oud-hoofdredacteur van Vrijetijdstudies, duikt daarin diep de geschiedenis in, zeker zo’n vierduizend jaar. Al die tijd trekken mensen eropuit naar andere streken, nieuwsgierig naar het onbekende, open voor nieuwe indrukken en situaties, bereid om handel te drijven of te veroveren, en leggen daar verslag over af.
Dat Lengkeek de geschiedenis indook is op zich opmerkelijk. Hij was de initiator van de eerste wetenschappelijke opleiding die zich richtte op toerisme en recreatie. Maar in al die jaren van wetenschapsbeoefening ging het daarbij vooral over het hier en nu: wat zijn de mechanismen die een rol spelen in het toeristisch systeem en hoe kunnen we die begrijpen en inzetten om dit te verbeteren. De huidige opleidingen, zeker die aan de hogescholen, zijn vooral gericht op het managen van toeristische bedrijvigheid. Bijna nooit gaat het daarbij om een dieper begrip van de motieven om op pad te gaan. Bijna nooit gaat het daarbij ook om de historische ontwikkeling: hoe heeft het zover kunnen komen. In die zin is Jaap Lengkeek zelf op reis gegaan en heeft daarbij na zijn emeritaat een voor hem nieuwe wereld verkend. Van dat avontuur doet hij in dit boek verslag.
Archeologische vindplaatsen bewijzen dat de mensheid ook in de prehistorie al rusteloos was. Sterker nog, voor jagers en verzamelaars was de reis noodzaak: als een gebied geen voedsel meer kon leveren moest men op zoek naar een andere omgeving, nog wel rijk aan voedsel. Pas na de uitvinding van de landbouw (tussen 12.000 en 5.000 jaar vC., afhankelijk van de plek) vestigden mensen zich permanent in nederzettingen.
Pas toen heeft het reisverhaal kunnen ontstaan, namelijk als verslag van het bijzondere -de reis- als tegenstelling op het vanaf die tijd normale: in je woonplaats blijven. De berichten over het leven in een bepaalde nederzetting komen zelden van de eigen inwoners, maar meestal van de reizigers van verre die de nederzetting bezoeken. Wat voor hen bijzonder was werd vastgelegd. Wat dat betreft vertoont de mensheid een constante lijn: wij fotograferen ons suf op vakanties, maar onze thuissituatie komt er doorgaans bekaaid vanaf.
Je verplaatsen heeft een meerwaarde, stelt Lengkeek, voor je innerlijk, maar ook voor je blik naar buiten toe. De vreemde omgeving, de omgang met mensen die er andere gewoonten op na houden, de geluiden, de geuren, de warme deken die over je heen valt als je in de tropen de vliegtuigtrap afdaalt, al dat soort dingen laten je jouw eigen omgeving en je eigen vaste gewoontes relativeren. Je wordt een rijker mens.
Daarnaast is de mens nieuwsgierig op zoek naar andere werelden, niet alleen uit pure nieuwsgierigheid, maar ook om handel te kunnen drijven, de invloedsfeer te kunnen uitbreiden, goud te vinden, te bekeren.
‘Ik, broeder Odoric van Friuli, ben vrijwillig de zee overgestoken en doelbewust naar de gebieden van de ongelovigen gegaan om daar de oogst aan zielen binnen te halen, en daarbij heb ik veel grote, wonderbaarlijke dingen gehoord en gezien. Daarover kan ik u naar waarheid vertellen.’ (Odoric van Friuli, 1316)1
Al vanaf zo’n vierduizend jaar geleden wordt er verslag gedaan voor het thuisfront, aanvankelijk via mondelinge overlevering, later op schrift vastgelegd op kleitabletten, handgeschreven op papier; nog weer later in druk en daarmee toegankelijk voor steeds meer mensen. De laatste anderhalve eeuw kwamen daar ook foto’s, films en later televisie, blogs, vlogs, en sociale-mediaberichten bij. We kunnen nu elke snipper van onze reis vastleggen. En dat doen we ook met overgave. Het reisverslag is gedemocratiseerd, van, voor en door iedereen.
Dankzij internet zijn wij over de hele wereld real-time met elkaar verbonden. Dit betekent dat het thuisfront niet meer hoeft te wachten op de thuiskomst van de reiziger om het verhaal te horen, zoals vroeger, maar op hetzelfde moment de reis kan meebeleven. Daardoor missen die directe belevenissen de reflectie en het in context zetten van de achteraf gepubliceerde verhalen. Die tussentijdse belevenissen zijn meer direct en rauw, hoewel ook hier wordt nagedacht over wat wel en niet aan het thuisfront mee te delen: vertel je je moeder dat de bus waar je in Patagonië in zat een ongelukje heeft gehad?
De verhalen die in het boek van Lengkeek worden besproken betreffen de klassieke reisverhalen: achteraf gepubliceerd, vaak op grond van dagboekaantekeningen die tijdens de reis zijn gemaakt. Weloverwogen, en doelbewust nagedacht wat wel te incorporeren en wat juist niet. Vaak geschreven om te imponeren en te overtuigen al was het maar om de volgende expeditie gefinancierd te krijgen.
Deze reisverhalen omvatten allerlei vormen en maten: van de mondeling overgeleverde mythes, feitelijke rapportages van afstanden en steden onderweg, tot aan fantasierijke verhalen over de avonturen, opgesteld om het thuisfront te informeren of verantwoording af te leggen. De reizen kunnen daadwerkelijk gemaakt zijn, maar ook voortspruiten uit de fantasie. Dat maakt het genre eindeloos en onuitputtelijk.
Boek
Het boek van Lengkeek is één grote teaser. Uit de enorme beschikbare hoeveelheid reisverhalen selecteert hij een aantal voor een bepaalde periode kenmerkende uitingen. Door een dergelijk reisverhaal kort te beschrijven en te illustreren met citaten komen ze tot leven. Ze maken nieuwsgierig naar meer: het is een uitnodiging aan de lezer om zelf op zoek te gaan naar de oorspronkelijke reisverhalen.
Hij heeft dat enorme tijdperk opgedeeld in een viertal delen die ieder voor zich een zekere samenhang vertonen.
Deel één is gewijd aan de verhalen die ontstaan zijn rond de Middellandse Zee en met name in de oudheid. Het gaat hier onder meer om mythische verhalen, zoals het Gilgamesh-epos waarin de held op zoek gaat naar de zin van het bestaan. Het gaat ook om geschriften van bijvoorbeeld Herodotus, die de hem bekende wereld onderzoekt in de Historiai; deels vanuit eigen ervaring en deels vanuit de verhalen die hij optekent van anderen, zonder dat hij die kan controleren.
‘Tot dusver was mijn verslag uitsluitend gebaseerd op wat ik zelf heb gezien, bedacht en onderzocht. Van nu af aan vertel ik de verhalen na die ik van de Egyptenaren heb gehoord’ (Herodotus)1
Het tweede deel richt zich vooral op de (vroege) middeleeuwen, waarbij de reizen vooral, maar niet uitsluitend, door religieuze beweegredenen zijn geïnspireerd. Zo bezoekt Egeria, een vrouw, waarschijnlijk een non, bezienswaardigheden in het heilige land. Uit haar verslag:
‘Dit is de vlakte waar de kinderen van Israël wachtten toen de heilige Moses de berg van de Heer opging en daar veertig dagen en veertig nachten verbleef. Dit is bovendien de vlakte waar het kalf was gemaakt. Die plek wordt tot op heden getoond, want precies op die plek is een grote steen opgericht.‘ (Egeria, 384) 1
Dit is ook het tijdperk van de grote reizen van handelaren en diplomaten (vaak ging dat samen). Denk aan Marco Polo, Ibn Battoeta, en vele anderen. Het is logisch dat van hun reizen meer verslagen bewaard zijn gebleven. Zij moesten immers de machthebbers thuis op de hoogte brengen van wat zij aangetroffen hadden.
Het derde deel heeft als titel ‘nieuwe werelden’ meegekregen. De Europese mens wil de wereld leren kennen en in kaart brengen. Zeevaarders worden er op uit gestuurd om scheepvaartroutes te exploreren, zoals bijvoorbeeld onze Van Heemskerk en Barentsz die de noordelijke route naar Azië wilden ontdekken en hopeloos vast komen te zitten in het ijs bij Nova Zembla. Een ander voorbeeld is de reis van Abel Tasman naar Australië en Nieuw-Zeeland. Tasman beschrijft de ontmoeting met de inheemse bevolking:
‘…grof van stem en lichaamsbouw. Hun kleur is tussen bruin en geel, ze hadden zwart haar dat recht boven op de kruin van het hoofd vastgebonden was (…). Bovenop stak een grote witte veer.’ 1
Vooral Engelse ontdekkingsreizigers zijn bezig geweest om Afrika voor Europa te ontsluiten, bekend zijn Burton, Stanley en Livingstone. Het zoeken naar de bronnen van de Nijl heeft menigeen gefascineerd en in beweging gezet.
In het laatste en vierde deel komt de opkomst van het toerisme aan bod. Een interessant figuur op het snijvlak van ontdekkingsreiziger en toerist is de Haagse Alexine Tinne. Zij erfde veel geld en heeft dat benut om reizen naar Afrika te maken, met name naar Egypte en Soedan langs de Nijl en later naar Libië. Moeder, tante en vier bedienden vergezelden haar. Ze wenste een behoorlijk comfort: 800 pond kopergeld, 40 watervaten, zes tenten, ijzeren bedden, matrassen, 32 kisten met meubels en servies, boeken en spiegels gingen mee. In die zin was zij eigenlijk al toerist. Toch verzamelde zij onderweg nog botanisch en antropologisch materiaal om te bestuderen. Uiteindelijk is Alexine in de woestijn door Toearegs vermoord. De reizen van Alexine vonden plaats op een moment dat Thomas Cook zijn eerste toeristische reizen naar Egypte organiseerde. Er daagt dan al een nieuwe tijd.
Het boek sluit af met een beschouwend hoofdstuk. Reisverhalen, zegt Lengkeek, zijn subjectief en niet onmiddellijk te gebruiken als feitelijke objectieve bronnen. Wat ze wel aangeven is de steeds veranderende manier waarop de reiziger naar de ander heeft gekeken. In die zin is de studie van reisverhalen een studie naar onszelf en ons wereldbeeld.
Waarom gaat de mens op reis? Volgens Lengkeek zijn er vijf factoren belangrijk: plezier of vermaak; loskomen van je eigen moeizame bestaan; nieuwsgierigheid naar het andere en de ander; zichzelf op de proef stellen en als laatste het vervullen van een ideaalbeeld, al was het maar verblijven in een lekker warm klimaat. Deze redenen gelden zeker ook in een vercommercialiseerde wereld, waarbij gastvrijheid een bron van inkomsten is geworden voor de lokale bevolking. Veel economieën zijn inmiddels met huid en haar afhankelijk van het toerisme. Overtoerisme is een probleem, maar, hebben we gezien in de pandemie, ondertoerisme is dat ook.
Het overgrote deel van het boek heeft een min of meer chronologische indeling. Het laatste beschouwende hoofdstuk kent een thematische aanpak. De analyse in dat hoofdstuk smaakt naar meer. Zit hier een kans voor een tweede publicatie? Dat zou mooi zijn.
Want we kunnen immers nog zoveel leren van reisverhalen. Laat dat nou de prikkelende stelling zijn van Jaap Lengkeek: de diepgang die we uit reisverhalen kunnen halen mist in de huidige opleidingen voor toerisme, en dat is jammer. De huidige opleidingen zijn zoals gezegd voornamelijk economisch van karakter en gericht op het managen van toeristische bedrijvigheid, zeker op de hogescholen. Dat is op zich niet zo verwonderlijk, want studenten worden opgeleid om werkzaam te zijn in het toeristisch bedrijfsleven. Terwijl juist uit die reisverhalen en de ontwikkeling daarvan door de jaren heen zoveel te halen valt dat diepgang kan bieden en een beter begrip van wat reizen is. En als je een goed begrip hebt van de achtergronden kun je ook een bedrijf beter leiden. Het boek kan studenten een blik geven op een diepere wereld dan die van de managementmodellen.
Het blijft noodzakelijk om op zoek te blijven naar de zin van dit alles. Dan zijn we weer terug bij Gilgamesh, het eerste reisverhaal in het boek: de cirkel is rond.