Hoe kunnen DMO’s bijdragen aan de transitie van het landelijk gebied?
DMO’s kennis- en marketingpartners landelijk gebied
Hoe kunnen DMO’s bijdragen aan de transitie van het landelijk gebied? Dat was het onderwerp van de bachelorscriptie die Famke van Dommelen, studente Tourism Management aan de Breda University of Applied Sciences, schreef in opdracht van Destinatie Nederland. Op 13 september lichtte ze in een kennissessie met Destinatie Nederland en verschillende DMO’s de resultaten en de aanbevelingen rond vijf thema’s – positioneren, sectoroverschrijdende samenwerkingen, gebiedstafels, kennispartner agrotoerisme en verkennen subsidiemogelijkheden – toe.
Peter Bekkering
Foto’s: Famke van Dommelen en Destinatie Nederland
Onder het landelijk gebied wordt heel Nederland verstaan met uitzondering van het stedelijk gebied en de grote wateren. Het landelijk gebied wordt sterk gevormd door de landbouw, die 20.000 vierkante kilometer van het landelijk gebied – 60 procent – vormt. In het landelijk gebied zijn er grote opgaven zoals duurzame landbouw, het waarborgen van waterkwaliteit en klimaatbestendigheid, woningbouw inclusief een goede infrastructuur en het versterken en bestemmen van de biodiversiteit. Het Planbureau van de Leefomgeving gaf in 2021 een indicatie van de transitie van het landelijk gebied zoals die zal plaatsvinden tussen 2015 en 2050. Die transitie laat zien dat er nieuwe ruimte gemaakt moet worden voor energie, bebouwing, water en natuur en dat dit ten koste gaat van de landbouw en de recreatie.
Voor haar onderzoek interviewde Van Dommelen vijftien DMO’s. Daarnaast had ze een interview met Wendy Sieger, directeur van Destinatie Nederland, en met zes experts op het gebied van landbouw en natuur.
Verschillende rollen
Uit de interviews met de DMO’s komt naar voren dat ze voor zichzelf verschillende rollen zien bij de transitie naar het landelijk gebied. Sommige rollen vervullen ze al, andere rollen zouden ze in de toekomst kunnen vervullen.
- De promotionele rol, de traditionele en meestgenoemde rol van een DMO. Deze rol zit in streekproducten en agrotoerisme, het promoten van routenetwerken en natuurgebieden en in het spreiden van bezoekers.
- Productontwikkeling. De DMO’s vinden zichzelf geschikt voor het ontwikkelen en vermarkten van (gethematiseerde) routes vanwege hun kennis van de customer journey. Nu zijn de routes vooral gefocust op cultuur, erfgoed en horeca, in de toekomst zouden landschap, natuur en biodiversiteit hieraan kunnen worden toegevoegd.
- De verbindende rol. DMO’s kunnen netwerken verbinden en zo regionale samenwerkingen stimuleren.
- De adviserende rol. Het landelijk gebied kent steeds meer leegstand en DMO’s zouden het bezoekersperspectief daarbij kunnen inbrengen. Daarnaast zouden DMO’s kennissessies of 1-op-1 gesprekken met agrariërs kunnen organiseren over de toeristisch-recreatieve mogelijkheden en de sector zelf.
- De educatieve rol. Na corona zijn er andere bezoekers in de natuur gekomen, die vaak meer rommel achterlaten. DMO’s kunnen het gedrag van deze bezoekers positief beïnvloeden en bijdragen aan bewustwording over de meerwaarde van natuur.
- De aanjagende rol. Zo kunnen DMO’s de toegankelijkheid van routenetwerken verbeteren, natuurinclusief ondernemen bevorderen, als kennispartner data delen om zo toeristisch-recreatieve kansen te agenderen bij de stakeholders en bijdragen aan bestemmingsontwikkeling, bijvoorbeeld door te wijzen op subsidiemogelijkheden.
De lobby rol. In het landelijk gebied zijn er verschillende gebiedstafels, waarbij het gebied opnieuw wordt ingetekend. DMO’s kunnen eraan bijdragen dat de vrijetijdseconomie een serieuze opgave is binnen de ruimtelijke ordening en niet alleen een meekoppelkans. Dat kan door zelf als DMO aan te sluiten bij de gebiedstafel of door ervoor te zorgen dat de toeristisch-recreatieve sector daar wordt vertegenwoordigd. Daarnaast is het van belang dat DMO’s het aspect welzijn en welvaart van toerisme en recreatie goed duidelijk maken.
Famke van Dommelen.
Landbouwexperts en natuurexperts
Uit de interviews met de landbouwexperts komt naar voren dat zij kansen voor DMO’s zien op het gebied van agrariërs adviseren, want ze zien DMO’s als kennispartner bij marketing, doelgroepbepaling en om concepten te bedenken. DMO’s kunnen volgens de landbouwexperts ook een rol spelen om het groeiende zakelijk toerisme meer naar het landelijk gebied te krijgen. De experts zien ook kansen voor een lobbysamenwerking waarbij een platform met agrariërs en DMO’s kan lobbyen op provinciaal en landelijk niveau.
Uit de interviews met de natuurexperts blijkt dat het steeds drukker is geworden in de natuurgebieden en dat de groene recreatieruimte per inwoner is afgenomen. Daarom is spreiding van bezoekersstromen nodig, evenals vergroting van de recreatieruimte door het landelijk gebied meer geschikt te maken voor recreatie. Ook de natuurexperts zien kansen op lobbygebied.
Ook in de interviews met DMO’s en experts blijkt dat een aantal kansen bij de transitie van het landelijk gebied met elkaar overeenkomen. DMO’s kunnen expertise aanwenden, stakeholders met elkaar verbinden, nieuwe samenwerkingsverbanden met domeinen zoals landbouw en natuur aangaan, opkomen voor het vrijetijdsdomein en kansen vanuit toeristisch recreatief perspectief benoemen.
Provinciale Programma’s Landelijk Gebied
In de kennissessie ging Van Dommelen ook in op de Provinciale Programma’s Landelijk Gebied. Op 10 juni verscheen de startnotitie Nationaal Programma Landelijk Gebied. In het NPLG staan nationale en internationale doelstellingen op het gebied van biodiversiteit, stikstof, water, bodem en klimaat. Aan de hand van het NPLG zijn er Provinciale Programma’s Landelijk Gebied ontwikkeld. De PPLG’s focussen zich over het algemeen op de bovengenoemde doelstellingen. Daarnaast hebben een aantal PPLG’s aangegeven dat ze het landelijk gebied toekomstbestendiger en duurzamer willen ontwikkelen zodat ook andere opgaves worden meegenomen zoals landbouw, landschap, erfgoed en recreatie. Voorbeelden van dit laatste zijn Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland.
Reacties deelnemers
Aan de kennissessie namen vertegenwoordigers van verschillende DMO’s deel. Zij gaven aan sommige aanbevelingen zoals sectoroverschrijdende samenwerking echt als eyeopener te zien. Wel vroegen ze aandacht voor de aansluiting tussen landelijk en stedelijk gebied en wezen ze op het belang van goed openbaar vervoer voor het landelijk gebied.