Merk Fryslân over zwaluwstaarten met verschillende regio’s
Serie DMO en transitie landelijk gebied
In nummer 5 van R&T gingen we in op de bachelorscriptie die Famke van Dommelen schreef over de manieren waarop DMO’s kunnen bijdragen aan de transitie van het landelijk gebied. In de komende nummers gaan we met verschillende DMO’s in gesprek daarover. In de eerste aflevering een gesprek met Martin Cnossen, directeur Merk Fryslân.
Cnossen benadrukt dat het bij de transitie van het landelijk gebied, voor wat betreft hun rol, met name gaat om het vasteland van Fryslân. Toch is de grens met de Friese Waddeneilanden niet heel scherp. "De zaken die we daar doen raken namelijk wel aan de transitie. Het is onze ambitie om de sector te verduurzamen, verkorte voedselketens aan te moedigen, de smaak van de Wadden te laten proeven en om natuur en landschap een centrale positie te geven in de aanbodontwikkeling.”
Proces loopt volop
Volgens Cnossen loopt het proces volop om te komen tot de transitie van het landelijk gebied in Fryslân volop. "Als DMO zijn we daar nadrukkelijk mee bezig. Zo hebben we een notitie opgesteld samen met het Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen (NBTC), waarbij we het proces beschreven rondom het duurzaam beleefbaar landschap. Dat deden we omdat we zagen dat in de transitie vanuit de natuurkant de mens ontbrak. Daarnaast zaten we dicht op een proces in Nationaal Park de Alde Feanen, een veenweidegebied in het midden van Fryslân, waar de transitie van het landelijk gebied volop speelt, omdat het een typisch laagveengebied is, waar in de hele omgeving veel agrarische activiteit is, waar wordt gewoond en gewerkt en omdat het een druk recreatiegebied is.”
"We zagen dat in de transitie vanuit de natuurkant de mens ontbrak”
Stroomversnelling
Het proces is volgens Cnossen op twee manieren in een stroomversnelling gekomen. Voordat hij daarop ingaat wil hij er wel op wijzen dat Merk Fryslân in dit alles niet solo opereert: "We werken ook in dit proces waar mogelijk samen met Planbureau Fryslân, Recreatieschap Marrekrite en de TAF (Toerisme Alliantie Friesland). Alle vier de partijen zijn op provinciaal niveau actief.” Daarna komt hij terug op de twee manieren: "Ten eerste kennen we in Fryslân de Provinciale Commissie Landelijk Gebied (PCLG), het belangrijkste adviesorgaan voor het college van Gedeputeerde Staten over ruimtelijke vraagstukken. In die commissie zaten voorheen vooral mensen vanuit de landbouw en natuur en één persoon namens de leefomgeving en recreatiesector, de consulent vanuit de ANWB. Voorzitter was de portefeuillehouder landbouw.”
Cnossen gaat verder: "De gezamenlijke conclusie was dat dit niet langer de juiste maatschappelijke afspiegeling was om adviezen te geven. Daarom is onlangs een onafhankelijk voorzitter aangesteld, oud-burgemeester Roel Cazemier. Bovendien is de commissie uitgebreid met een zogenaamde sector Leefomgeving met daarin twee mensen – de vertegenwoordiger namens de ANWB en de regioconsulent HISWA/RECRON – vanuit recreatie en toerisme, één namens het particuliere grondbezit en één vanuit Doarpswurk en Netwerk Duurzame Dorpen Fryslân. Op deze manier is een belangrijke stap gezet, want er is nu in de PCLG een brede afspiegeling ontstaan. De rol van Merk Fryslân is om de sectorconsultatie te organiseren voorafgaand aan de maandelijkse vergaderingen. Bij die sectorconsultatie zitten een tiental mensen aan tafel die sleutelposities hebben in hetzij leefbaarheid hetzij toerisme en recreatie. Samen bespreken we onze sectorreactie op agendastukken en welke punten we zelf kunnen inbrengen bij de commissie. Als Merk Fryslân zijn we blij met deze ontwikkeling omdat de adviezen van de commissie in Fryslân zwaar wegen.”
Fries Programma Landelijk Gebied
Het brengt Cnossen bij het tweede punt, het ontwikkelen van het Fries Programma Landelijk Gebied (FPLG). Cnossen is zelf bij dat proces betrokken. "Na veel voorgesprekken met met name landbouw- en natuurorganisaties, kwamen we ook als vrijetijds- en gastvrijheidssector in beeld en werd ik benaderd door de provincie om deel te nemen. Het proces startte met een vierdaagse hackathon met 35 mensen: 15 ambtenaren van waterschap en provincie en 20 mensen uit het sociaal-maatschappelijk middenveld. Van die 20 waren 13 boeren, 5 vanuit natuur en 2 vanuit recreatie en toerisme.”
Cnossen voelde zich niet geëquipeerd om de discussie volwaardig vanuit de sector te voeren: "Wij hadden als sector geen bouwstenen paraat om de discussie van de openbare ruimte te voeren. Daarom zijn we daar via twee sporen aan gaan werken. Ten eerste heeft de TAF, waarvan Merk Fryslân onderdeel is, een handreiking opgesteld, de ‘Ruimtelijk-recreatieve handreiking Fryslân 2050’. Daarnaast heeft ook de noordelijke belangenbehartiger van de ANWB een stuk opgesteld, ‘Meer ruimte voor recreatief medegebruik van dijken, oevers, keringen, vaarten en schouwpaden’. Ook daaruit konden we bouwstenen halen. Op die manier komen we langzaamaan op vlieghoogte en zijn we bovendien in staat om ons belang en de betekenis goed te duiden en om aan te geven wat we willen en welke ruimte daarvoor nodig is.”
Visie en gesprekstafels
Cnossen ziet dat recreatie en toerisme ook op andere punten nog achterloopt. "Zo hebben de natuurpartijen twee jaar geleden al een mooi stuk geschreven met de visie op 2050 en met het pamflet Kracht van het Noorden en wenkend toekomstperspectief geschetst voor heel Noord-Nederland. Uit die documenten halen zij veel bouwstenen. Wij hebben inmiddels een begin gemaakt met zo’n visie, maar zitten nog niet op dat niveau.” En dat is niet het enige. "De finetuning van de plannen uit de provinciale discussie over het landelijk gebied valt uiteen in sub regio’s, zoals het veenweidengebied en het kleigebied. In al die zogenaamde deelgebieden vinden gesprekstafels plaats. Landbouw en natuur zijn van oudsher onderdeel van die discussie. Onze sector had die positie van oudsher wel in de grote ruilverkavelingsprocessen, maar ergens zijn we dat kwijtgeraakt. We willen die rol graag weer terug en kijken nu hoe we het kunnen organiseren om overal voldoende gekwalificeerde mensen te hebben met een gezamenlijke boodschap.”
"De rol van Merk Fryslân is om de sectorconsultatie te organiseren voorafgaand aan de maandelijkse vergaderingen van de PCLG.”
Bestaande belangen
Cnossen vindt dat er in de discussie nog teveel vanuit de bestaande, sectorale belangen wordt gekeken: "Ik had gehoopt en eigenlijk ook verwacht dat in plaats daarvan een bredere discussie zou plaatsvinden: hoe willen we vanuit alle belangen en opgaven die we nu kennen dat Fryslân er in 2050 uitziet en wat moeten we daarvoor doen? We weten dat de bevolking groeit en dat er meer ruimte voor wonen en werken nodig is, dat de bevolking vergrijst, dat er behoefte is aan recreatie en aan ruimte voor fietsen, wandelen en varen en dat er meer behoefte is om meer water op te slaan.”
Cnossen gaat verder: "Ik had het mooi gevonden als al die zaken het echte strategische vertrekpunt waren geweest van de discussie. Nu gaat het teveel over de effecten van ideeën op de belangen van de partijen die momenteel de grond in Fryslân gebruiken. Als je vervolgens bedenkt dat 70 tot 80 procent momenteel landbouwgrond is en dat transitieplannen stevige implicaties voor de landbouw hebben, dan is het enerzijds logisch dat landbouw een belangrijk bestanddeel uitmaakt van het FPLG. Anderzijds kan het niet zo zijn dat op een momentum als dit we voorbijgaan aan de toekomst van de andere sectoren. We moeten nu echt de waardes van het landschap, de groeiende behoefte aan recreatieruimte en de andere grote opgaven verbinden aan de behoeften van onze inwoners. Daarbij kan niet het ene belang zoveel zwaarder wegen dan het andere.”
Acht kansen voor toerisme en recreatie
In de handreiking van het TAF worden acht kansen genoemd voor recreatie en toerisme bij de transitie van het landelijk gebied (zie illustratie). "Als we het hebben over ruimtelijke implicaties vanuit de recreatief-toeristische invalshoek zijn dit de onderwerpen waarmee we aan de slag willen.”
Daarbij gaat Merk Fryslân niet voorbij aan het feit dat water en bodem sturend zijn voor de opgaven in het landelijke gebied: "We hebben eeuwen geprobeerd het water en land naar onze hand te zetten en we zien dat dat steeds ingewikkelder wordt. Daarom sluiten we aan bij het uitgangspunt dat de bodem- en watersystemen weer meer leidende uitgangspunten moeten zijn. Vandaaruit willen wij als sector plannen ontwikkelen die passen bij het Friese landschap. Maar ook dan zijn er volop mogelijkheden voor recreatief medegebruik.”
Zeven rollen voor DMO’s
Famke van Dommelen noemde in haar bachelorscriptie zeven rollen die DMO’s kunnen spelen bij de transities van het landelijk gebied: de promotionele rol; productontwikkeling; de verbindende rol; de adviserende rol; de educatieve rol; de aanjagende rol en de lobby rol. Hoe ziet Cnossen deze rollen voor Merk Fryslân?
"Dan begin ik met de lobby rol. Daar begint het namelijk mee. Met het over het voetlicht brengen van het belang van onze groeiende sector en van het feit dat die serieus onderdeel moet zijn van algemeen (overheids)beleid. Dat doen we momenteel op allerlei niveaus. Zowel regionaal, provinciaal als nationaal. We zijn ook aanjagers van projecten en processen. Een voorbeeld daarvan is onze rol bij het organiseren van de sectorcommissie voor de PCLG. Daarbij worden we ook gezien en gevraagd als gesprekspartner. Dat betekent dat we ook een adviserende rol hebben, al zijn we met elkaar nog zoekende hoe we dat het beste kunnen doen. Het is een rol die we mede aan de hand van genoemde documenten nu aan het ontwikkelen zijn. Het belangrijkste nu is dat we (Merk Fryslân en partnerorganisaties) aan tafel zitten, waardoor we ook onze inbreng hebben vanuit een gezamenlijk verhaal.”
"Nu gaat het teveel over de effecten van ideeën op de belangen van de partijen die momenteel de grond in Fryslân gebruiken.”
Merk Fryslân heeft daarnaast een verbindende rol. "Dat doen we tussen en met de andere partijen die op provinciaal niveau actief zij. Maar wij zwaluwstaarten ook met de verschillende regio’s waarbij vaak ondernemers zijn aangesloten.” Bij de rol van productontwikkeling werkt Merk Fryslân eveneens samen met de regio’s, maar ook met natuurorganisaties.
Cnossen daarover: "We kijken naar waardevol een duurzaam toerisme en de manier waarop dat bijdraagt aan brede welvaart. Daarbij zoeken we uit wat er goed bij past, zoals de waarde van erfgoed, landschap en natuur. Bij dat aanbod zijn we zowel aanjagend als verbindend en promotioneel bezig om het in de etalage te zetten. De bijdrage van recreatie en toerisme aan de discussie over de ruimte in het FPLG en de PCLG vindt ook zijn oorsprong in het waardevol toerisme.”
De educatieve rol is volgens Cnossen beperkt tot bewustwording. "Eigenlijk gaat het er bij ons vooral om dat we kennis ontwikkelen zodat we in de verschillende gremia de discussies goed kunnen voeren en een visie kunnen uitdragen. We voeren overigens wel educatieve processen uit, zoals het Ambassadeursprogramma Wadden, maar dat zit meer op kennis over het Unesco Wereld erfgoed en de waarden daaronder.”
Hetzelfde geldt voor de promotionele rol. "Wij voeren als DMO geen campagnes over de onderliggende discussie over de transitie van het landelijk gebied. Wel ontwikkelen we aanbod in het licht van waardevol toerisme en brede welvaart dat we vermarkten.” Hij noemt het voorbeeld van Visit Wadden. "Daar nemen we veel horecabedrijven mee die behoefte hadden om een meer duurzame en streekeigen gastronomische kaart te voeren met lokale producten en authentieke receptuur. Doordat wij zo’n programma aanjagen, promoten en vervolgens mee helpen uitvoeren komt het nu wel van de grond en doen er nu zo’n 200 ondernemers en organisaties aan mee, zowel vanuit de aanbod- als vanuit de productkant. Ook vragen we aandacht hiervoor op bijeenkomsten en congressen.”
"De landbouw zal hopelijk inzien dat we het hebben over het Fries Programma Landelijk Gebied en niet over het Fries Programma Landbouw.”
Samenwerking met andere stakeholders
Cnossen merkt dat bij de transitie van het landelijk gebied de traditioneel belangrijke stakeholders landbouw en natuur nog moeten wennen dat recreatie en toerisme ook aan tafel zitten. "Maar als je naar de breedte van de sector kijkt, het economische belang en het intensieve gebruik van de infrastructuur en voorzieningen door zowel bewoners als gasten, dan is het voor de meesten wel uit te leggen waarom we met elkaar aan tafel zitten. Eigenlijk is het ook een transitie van het systeem. En bij veel individuele boeren zie ik tot mijn vreugde wel een veranderende houding waarbij meer oog is voor de kwaliteit van de omgeving, biodiversiteit en gezondheid. We hebben bij de transitie van het landelijk gebied dat bredere, sectoroverstijgende toekomstperspectief, ook hard nodig. De landbouw zal hopelijk inzien dat we het hebben over het Fries Programma Landelijk Gebied en niet over het Fries Programma Landbouw. Bij natuur is dat minder een issue. Zij staan er positief en stimulerend in dat we als recreatie en toerisme in de PCLG meedenken en -doen. Naast veel overeenkomsten, zit er ook wel wat spanning tussen natuur en bezoekersdruk, maar daarover kunnen we prima met elkaar in gesprek.”
Over vijf jaar
Cnossen hoopt dat de sector recreatie en toerisme de opgedane kennis en ervaring in de transitie van het landelijk gebied effectief kan omzetten naar concreet resultaat in de deelgebieden. "Mijn wens is dat we tegen die tijd een serieuze partij zijn in de gebiedsgerichte processen, want daar worden de plannen concreet uitgewerkt en uitgevoerd.”