Laag Holland kan zeker groeien in dagrecreatieaanbod
Serie DMO en transitie landelijk gebied – Deel 2
In nummer 5 van R&T gingen we in op de bachelorscriptie die Famke van Dommelen schreef over de manieren waarop DMO’s kunnen bijdragen aan de transitie van het landelijk gebied. In de tweede aflevering een gesprek met Shirley Benoit, directeur-bestuurder bij Bureau Toerisme Laag Holland.
Peter Bekkering
Foto’s: Archeologisch Minimuseum de Waterwolf van Gerke van de Hoef. Overige foto’s Bureau Toerisme Laag Holland.
Voordat Benoit ingaat op de verschillende onderwerpen, legt ze eerst uit wat er onder ‘Laag Holland’ wordt verstaan. "Het begint wanneer je Amsterdam vanuit het noorden verlaat en eindigt bij de lijn Hoorn-Alkmaar. De naam hebben we te danken aan het feit dat dit gebied in 2004 door het Rijk is aangewezen als een van de twintig Nationale Landschappen.”
Grootste veenweidegebied van Europa
In het gebied speelt de transitie van het landelijk gebied al enorm, zegt Benoit. "Zo hebben we hier onder meer het grootste veenweidegebied van Europa. Het betekent dat we een unieke landelijke structuur hebben, maar ook dat er veel onderhoud nodig is. In het gebied zitten ook nog veel melkveebedrijven omdat dit gebied van oudsher de voedselkamer van Amsterdam was. Verder hebben we te maken met thema’s als bodemdaling en CO2-uitstoot. In het Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland zijn voor dit gebied ook afspraken gemaakt met de terreinbeherende organisaties en de provincie Noord-Holland. Bij de totstandkoming van dat programma zijn we niet betrokken geweest, maar we houden ons nu wel bezig met de uitvoering van de afspraken uit dat programma. Daarbij moet je denken aan promotie en communicatie, maar ook aan het ontwikkelen van producten die daarbij passen en het vertellen aan de consument van het verhaal dat daarbij hoort.” Een van de uitvoeringsaspecten waarmee Laag Holland zich in het programma Vitaal Platteland mee bezighoudt is hoe agrarische bedrijven op een andere manier om kunnen gaan met de bodemdaling. Bodemdaling maakt namelijk deel uit van het verhaal van dit gebied. "Bij bodemdaling moet je echt denken aan heel praktische toepassingen. Een voorbeeld is het gebied Waterland-Oost. Daar zijn boeren bezig met toekomstbestendig boeren. Onderdeel daarvan is dat ze dankzij buizen in het grasland hun water anders kunnen afvoeren. Op andere plekken wordt gekeken naar aspecten van een gezonde bodem of wordt gekeken naar een andere manier van maaien waardoor de insecten en vogels het beter hebben.”
Gezelligheid op het terras van theetuin ’t Einde in Zuiderwoude.
Verbreden van activiteiten bij bedrijven
Een van de kansen voor toerisme en recreatie bij de transitie van het landelijk gebied in Laag Holland zit volgens Benoit in het verbreden van activiteiten bij multifunctionele landbouwbedrijven. "Onlangs heeft Recreatie Noord-Holland in opdracht van de provincie Noord-Holland het recreatief grid ontwikkeld. Dat document geeft aan waar nog ruimte zou zijn voor recreatie en toerisme. Die locaties zijn in Laag Holland vaak plekken waar ook landbouw is gevestigd.1 Verbreding van activiteiten zou daarom goed passen. Bovendien past het goed bij het DNA van het gebied. Wij kunnen op veel plekken kleinschaligheid beter dragen dan massatoerisme. Boerderijwinkels, bed & breakfast en mooie kleine overnachtingslocaties passen daarom goed in dit gebied. Ik schat in dat we enkele tientallen daarvan eenvoudig kunnen invoegen in dit gebied.” Benoit ziet ook nog andere kansen: "We kunnen op een aantal plekken het aanbod wat er al is versterken. In ons gebied hebben we een aantal kernen die al heel bekend zijn zoals Edam, Volendam en Zaanse Schans. Daar hebben we andere uitdagingen. In het meer landelijk deel van de regio kunnen we echter nog wel meer aanbod gebruiken.”
Balans bezoekers bewoners
In Laag Holland speelt ook de uitdaging om bezoekers en bewoners in balans te houden. "In dit gebied is er een grote woningbouwopgave. Dat betekent dat er ook veel ruimte voor recreatie van eigen inwoners nodig is. Ik denk dat die ruimte er is. Het betekent wel dat we het aanbod moeten verbreden en versterken en dat we ervoor moeten zorgen dat we niet alleen van april tot september, maar ook in het najaar en de winter plekken hebben, waar genoeg te doen is zodat het interessant is om daar naartoe te gaan.” Ze noemt een voorbeeld: "We hebben hier een bos, waar jaarlijks een miljoen bezoekers komen, maar waar geen gelegenheden zijn waar mensen hun geld kunnen besteden. Het laat zien dat we zeker op het gebied van dagrecreatieaanbod nog kunnen groeien.” Benoit nam een tijdje geleden deel aan een studiereis van het NBTC over agrotoerisme. "Daar waren we bij een appelboomgaard, waar nu ook een appelcafé is en een grote boerderijwinkel en waar je congressen kunt houden. Dat vind ik een mooi voorbeeld van de kant die we op kunnen. Tegelijkertijd hebben we hier fietsroutes die langs twintig kleine boerderijwinkels gaan en dat heeft ook weer een bepaalde charme.”
Shirley Benoit van Bureau Toerisme Laag Holland.
Zeven rollen voor DMO’s
Famke van Dommelen noemde in haar bachelorscriptie zeven rollen die DMO’s kunnen spelen bij de transities van het landelijk gebied: de promotionele rol; productontwikkeling; de verbindende rol; de adviserende rol; de educatieve rol; de aanjagende rol en de lobby rol. Hoe ziet Benoit deze rollen voor Bureau Toerisme Laag Holland.
Benoit begint met productontwikkeling. "Een mooi voorbeeld daarvan is dat we door Recreatie Noord-Holland werden gevraagd om fietsroutes te ontwikkelen die het verhaal vertellen wat er op terreinen en boerenbedrijven veelal onder de grond afspeelt. Vaak niet zichtbaar maar wel een interessant verhaal.” Ze noemt vervolgens een voorbeeld van de verbindende rol. "Naar aanleiding van NBTC-onderzoek uit 2022 waaruit naar voren kwam dat de vraag naar streekproducten toeneemt en dat mensen dat een belangrijk onderdeel vinden van hun verblijf, hebben we een streekproductensafari ontwikkeld. Daarbij brachten we op 23 mei 2023 in Zaanstreek-Waterland gemeenten en ondernemers bij elkaar. We zijn met 60 mensen door het gebied gegaan aan de hand van drie themalijnen: Van ’t land, Op je bord en Uit het water. De mensen hebben inspirerende collega’s bezocht en zo ideeën opgedaan om zelf ook met streekproducten aan de slag te gaan.” Het brengt Benoit als vanzelf bij de promotionele rol. "Naar aanleiding van deze safari hebben we een campagne mogen bedenken om het streekproductenaanbod dat we bij elkaar hebben gebracht onder de aandacht te brengen van in eerste instantie de regiobewoners.”2
Volgens Benoit is Bureau Toerisme Laag Holland ook de juiste partij om een podium te geven aan projecten die binnen dit concept passen. "Zo is de provincie Noord-Holland bezig met het initiatief biodiversiteit op je bord, een programma van Dutch Cuisine.3 Wij hebben Dutch Cuisine op een netwerkbijeenkomst een podium gegeven om te vertellen over dat initiatief. Daarbij hebben we aangegeven dat je als horecaondernemer dat ook kunt gaan communiceren op je menukaart, zodat bezoekers snappen of het een betere keuze voor het milieu is of niet. Ik vind het belangrijk om zulke initiatieven een podium te geven, ook al zijn we misschien geen grote DMO.”
Beleving van het landelijk gebied, onder meer bij Boerderijwinkel De Proeftuin in Noordbeemster.
Benoit vindt het belangrijk om zaken die ze met het bureau tegenkomt ook bestuurlijk onder de aandacht te brengen. "Zo heb ik mijn ervaring op de studiereis agrotoerisme teruggekoppeld naar de wethouders. Zo hoorde ik dat in Noord-Brabant erfcoaches op pad gaan om bedrijven in transitie mee te laten denken over hun toekomst, waaronder recreatie en toerisme. Dat is dan weer aanleiding om te inventariseren hoe wij dat momenteel hier hebben georganiseerd.”
Meters maken
Als ‘kleine’ DMO zit Bureau Toerisme Laag Holland niet bij de grote discussies over de transitie van het landelijk gebied aan tafel. "Wij zitten meer op de uitvoering. In die zin komen we eigenlijk een stap later in beeld in het proces. Nadat eerst is bepaald wat goed zou zijn voor het gebied, wordt vervolgens naar ons gekeken voor de uitvoering.” Volgens Benoit is het ook niet los te zien van de grootte van de organisatie. "Pas een jaar geleden zijn we van 2,5 fte naar 4 fte gegroeid. Inmiddels hebben we 5 fte’s en 2 stagiaires. We zijn kortom groeiende. Tegelijkertijd zijn we ons ervan bewust dat we – omdat we voor vijf gemeenten werken – niet overal kunnen zijn en dat we dus keuzes moeten maken. Uitvoering gaat ons nu goed af en stap voor stap doen we nu ook expertise op het gebied van visievorming. In die zin moeten we echt nog meters maken om in de toekomst bijvoorbeeld ook een adviserende rol te kunnen vervullen.”
Toerisme stem aan landbouwtafel?
Volgens Benoit is het contact met de andere stakeholders bij de transitie van het landelijk gebied goed. "Ik merk wel dat toerisme en recreatie nog niet altijd een stem heeft aan de landbouwtafel. We spreken wel met de provincie Noord-Holland over het landschap Noord-Holland en de opgaven die daar liggen. De provincie Noord-Holland ziet daarbij ook echt een uitvoerende rol voor ons. Ook Recreatie Noord-Holland ziet ons als uitvoerende partij.”
Een van de uitdagingen bij de transitie van het landelijk gebied in Laag-Holland is volgens Benoit om de vele partijen die ermee bezig zijn bij elkaar te krijgen. "Je hebt bovendien te maken met veel belangen die spelen en veel druk op deze ruimte.”
Over vijf jaar
Gevraagd naar waar ze hoopt te staan over vijf jaar, benoemt Benoit eerst de uitdagingen: "De groei van het aantal bewoners, het blijvend belang van toerisme, de uitdagingen voor de agrarische sector en de beperkte ruimte. Ik hoop desalniettemin dat we die ruimte met elkaar goed kunnen benutten en dat we over vijf jaar onze weg daarin hebben gevonden en erin geslaagd zijn met elkaar in Laag Holland een mooi beleefbaar landschap te ontwikkelen.”
Noten
- https://www.twiske-waterland.nl/nieuws/recreatief-netwerk-laag-holland-in-kaart-gebracht/2038
- https://www.laagholland.com/streekproducten-noord-holland
- https://www.biodiversiteitopjebord.nl/
Bij Experience Waterland kan je overnachten op een kampeervlot.