Overheid rekent zichzelf te rijk met btw-verhoging op logies
De voorgenomen btw-verhoging voor de logiessector levert bij lange na niet de verwachte belastingopbrengst op, heeft een negatief effect op andere belastingopbrengsten en raakt de hele vrijetijdssector sterk. Dat is de harde conclusie van ABN AMRO die de maatregel analyseerde. Alleen al voor hotels levert de maatregel 625 miljoen euro minder belastinginkomsten op dan verwacht. Dat is nog afgezien van lagere belastinginkomsten elders en weglekeffecten.
Het plan is om vanaf 2026 het btw-tarief op logies te verhogen van 9% naar 21% om extra belastinginkomen te genereren. Dat moet in totaal 1,2 miljard euro opleveren, 910 miljoen bij hotels en 302 miljoen euro bij vakantieparken.
Opbrengsten fout berekend
Volgens ABN AMRO, die de maatregel voor hotels onder de loep nam, gaat de Rijksoverheid er onterecht van uit dat de btw-verhoging betrekking heeft op de hele omzet van 6,8 miljard euro bij hotels. Bijna de helft van de hotelgasten (40%) bestaat echter uit zakenreizigers, waarvan de bedrijven de btw kunnen terugvorderen. Daarnaast komt 36% van de hotelomzet uit de verkoop van eten en drinken en 6% uit aanvullende diensten, zoals de verhuur van zalen, audiovisuele middelen, fietsen en parkeerplaatsen. Dit zijn omzetcategorieën die niet of nauwelijks door de btw-verhoging wordt geraakt. Al met al raakt de btw-verhoging volgens ABN AMRO slechts 34,8% van de totale hotelomzet. Dat betekent slechts een extra belastingopbrengst van 285 miljoen euro, ver onder de verwachte opbrengst van 910 miljoen euro.
Daarnaast kan de overheid een tegenvaller van 147 miljoen euro aan gemiste winstbelasting verwachten, omdat door dalende omzetten en extra kosten hotels verlieslatend dreigen te worden en dus geen of weinig winstbelasting meer afdragen. Voor hotels is dat extra zuur omdat ze dan weinig ruimte overhouden voor investeringen in verduurzaming of arbeidsvoorwaarden.
Grote gevolgen voor andere sectoren en grensprovincies
Deze maatregelen en de verwachte afname van vakanties in eigen land bedreigen niet alleen de toekomst van hotels, maar ook veel andere bedrijven die afhankelijk zijn van de toeristische sector; met name in de grensprovincies. Ze staan onder grote druk van concurrentie van particuliere woningverhuur en goedkopere accommodaties in landen zoals België, Duitsland, Frankrijk en Italië, waar de btw-tarieven veel lager zijn.
Ook gemeenten en andere overheden lopen inkomsten mis. Dat geldt met name voor gemeenten in de grensprovincies Limburg, Gelderland, Drenthe, Overijssel, Brabant en Zeeland, waar relatief veel Nederlanders hun vakantie doorbrengen. Een daling in het aantal overnachtingen leidt niet alleen tot minder toeristenbelasting, maar kan op de langere termijn ook een verlaging van de onroerendezaakbelasting betekenen. Daarnaast voelen toeleveranciers, restaurants, culturele instellingen, ambachtelijke winkels en openbaarvervoerbedrijven direct de impact van een afname in het aantal vakanties in eigen land. Minder overnachtingen betekenen minder inkomsten voor deze bedrijven, wat kan oplopen tot honderden miljoenen euro's aan gemiste omzet. Dit leidt automatisch tot een daling van de inkomsten uit btw en winstbelasting voor de overheid.
Ongekende kettingreactie voorzien
Samenvattend lijkt de geplande btw-verhoging meer schade aan te richten dan het oplevert. Het bedreigt niet alleen de toekomst van hotels en andere logiesaccommodaties, maar ook die van veel andere bedrijven en hun medewerkers, die afhankelijk zijn van een bloeiende toeristische sector. De economische kettingreactie die deze maatregel veroorzaakt, kan dus een veel bredere impact hebben op de Nederlandse economie dan aanvankelijk gedacht.