Peter Gillis veroordeeld tot celstraf voor omvangrijke belastingfraude

De rechtbank Oost-Brabant heeft vandaag Peter Gillis veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Hij is schuldig bevonden aan belastingfraude die onder zijn leiding gedurende ten minste vijf jaar plaatsvond. Zijn dochter en ex-vrouw werden eveneens veroordeeld voor hun betrokkenheid bij de fraude, zij kregen beiden een voorwaardelijke celstraf van een half jaar opgelegd. Daarnaast moet de dochter de maximale taakstraf van 240 uur verrichten en de ex-vrouw een taakstraf van 180 uur. Het bedrijf zelf ontkomt evenmin aan straf en kreeg een voorwaardelijke geldboete van 250.000 euro opgelegd.
De verdediging is teleurgesteld in het oordeel van de rechtbank. In het bijzonder omdat de verdediging van mening is dat de verdachten geen eerlijk proces hebben gehad. Peter Gillis heeft aangekondigd in hoger beroep te gaan.
De zaak kwam aan het rollen nadat de Belastingdienst in december 2016 een boekenonderzoek startte bij de vakantieparken. Al snel rezen er vermoedens van een verborgen geldstroom binnen het bedrijf. Deze geldstroom was niet opgenomen in de administratie, onbekend bij de eigen accountant en niet gemeld bij de fiscus.
Nader onderzoek door de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) bracht aan het licht dat het bedrijf tussen januari 2014 en mei 2019 een systematische werkwijze hanteerde om een specifieke vorm van verhuur buiten het reguliere reserverings- en boekingssysteem te houden en contant af te rekenen. Het betrof hierbij langdurige verhuur, bedoeld voor permanente bewoning en niet voor recreatief verblijf. Binnen de organisatie werd dit aangeduid als 'sociale huur' en de huurders werden intern 'ranger' genoemd.
Geheimhouding en contante betalingen centraal in frauduleuze constructie
De verhuur aan deze 'rangers' was enkel toegestaan na goedkeuring van de directeur. Vervolgens registreerde zijn dochter de blokkering van de betreffende accommodaties in het reserveringssysteem en verwijderde deze weer na afloop van de verhuurperiode. De huurders moesten de verschuldigde bedragen contant betalen. Dit contante geld werd door de parkbeheerders in enveloppen gedaan en afgegeven op het hoofdkantoor of opgehaald door onder andere de directeur zelf. Opvallend was dat deze 'ranger'-huurders niet werden geregistreerd in de nachtregisters van de parken. Indien dit al gebeurde, werden deze registraties achteraf vernietigd. Daarnaast kwam aan het licht dat in opdracht van het hoofdkantoor de urenregistratie en urenbriefjes van bepaalde medewerkers, aangeduid als ‘buitenlandse Europese medewerkers’, moesten worden vernietigd.
De rechtbank concludeerde dat door deze handelwijze gedurende ten minste vijf jaar bewust een geldstroom buiten de administratie is gehouden. Hierdoor werd deze omzet niet in de belastingheffing betrokken, resulterend in een aanzienlijk bedrag aan te weinig betaalde belasting. De rechtbank spreekt dan ook van fiscale fraude. Daarnaast werd de directeur verweten dat hij over het jaar 2017 de aangifte vennootschapsbelasting te laat indiende en over 2018 zelfs helemaal geen aangifte deed.
Administratieve cultuur van verdoezelen
De rechtbank oordeelde hard over het handelen van de directeur en de betrokkenen. Er was sprake van "langdurig kwalijk en laakbaar handelen". Het niet registreren van de 'sociale verhuur' aan rangers werd gezien als een georganiseerd en structureel onderdeel van de bedrijfsvoering, dat zich uitstrekte van het hoofdkantoor tot aan de individuele vakantieparken. Ook het buiten beeld houden van de hieraan verbonden 'zwarte omzet' werd als een structurele tekortkoming in de administratie bestempeld. De vernietiging van administratieve stukken zoals notities, nachtregisters en urenlijsten van werknemers onderstreepte dit.
Volgens de rechtbank was het hierdoor mogelijk een aanzienlijke omzet uit de verhuur aan rangers te verbergen. Deze omzet werd vervolgens gebruikt voor zaken als loonbetalingen aan werknemers, betalingen die eveneens niet adequaat werden verantwoord en waarover geen loonheffing werd afgedragen. De rechtbank sprak van een "administratieve cultuur waarin het verdoezelen van gegevens als een geëigend middel werd gezien om de cijfers ‘de eigen kant op te buigen’".
Belastingnadeel van ruim een half miljoen euro
De exacte omvang van het belastingnadeel is moeilijk vast te stellen door de gebrekkige administratie. De FIOD schatte de vermoedelijk niet-geregistreerde omzet op ruim 1,3 miljoen euro. De Belastingdienst gaat ervan uit dat met de rangerverhuur vermoedelijk ruim 7,8 miljoen euro is verdiend. Er zijn bovendien aanwijzingen dat deze praktijken al voor 2014 plaatsvonden. Uitgaande van een voorzichtige schatting, concludeerde de rechtbank dat er sprake is van ruim een half miljoen euro aan te weinig betaalde belasting.
Rol van de directeur, dochter en ex-vrouw
De rechtbank benadrukte de centrale rol van de directeur als de "allesbepalende en aansturende kracht achter de fraude". Zijn toestemming was essentieel voor de plaatsing van de 'rangers'. Hij initieerde zelfs acties om meer van deze verhuur te genereren. De rechtbank stelde vast dat hij veel medewerkers, waaronder zijn dochter en ex-vrouw, jarenlang in dit "kwalijke handelen" heeft meegenomen, iets wat voor hem "kennelijk als vanzelfsprekend gold".
De dochter speelde een cruciale rol bij het buiten de boeken houden van de rangerverhuur. Zij instrueerde de parken over de nieuwe afspraken en verwerkte de blokkeringen in het reserveringssysteem, waarbij zij het aanspreekpunt binnen de organisatie was. De rechtbank oordeelde dat zij uitvoering gaf aan een systeem om bewust contant geld buiten de administratie te krijgen en te houden, en dat het systeem zonder haar ondersteuning niet had kunnen functioneren.
De ex-vrouw was verantwoordelijk voor de administratie van alle parken en het gehele bedrijf. In haar functie verwerkte zij het contante geld. De rechtbank stelde dat het juist voor haar duidelijk had moeten zijn dat een deel van het contante geld, afkomstig van de rangerverhuur, niet op de gebruikelijke wijze werd verwerkt. Zij ontving de enveloppen met contant geld en gaf deze door zonder vragen te stellen. De rechtbank concludeerde dat mede door haar handelen de administratie op belangrijke punten een onvolledig beeld gaf.
Strafmaat en overwegingen
Bij het bepalen van de straffen hield de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het Openbaar Ministerie de zaak inhoudelijk voor de rechter had moeten brengen, met bijna drie jaar. Daarnaast waren aan de directeur al forse fiscale boetes opgelegd. Dit woog mee in de uiteindelijke strafmaat. De rechtbank achtte een gevangenisstraf van één jaar, waarvan een half jaar voorwaardelijk, passend voor de directeur om hem ervan te weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Een beroepsverbod van twee jaar werd niet opgelegd, mede omdat de directeur niet eerder voor belastingfraude was veroordeeld en de vakantieparken niet primair werden gebruikt voor criminele activiteiten.
De dochter en ex-vrouw kregen taakstraffen en een voorwaardelijke celstraf opgelegd om herhaling te voorkomen. De voorwaardelijke geldboete voor het bedrijf dient eveneens als afschrikking. De bijna 250.000 euro aan contanten die tijdens het onderzoek in beslag waren genomen, krijgt het bedrijf niet terug.